ECLI:NL:RVS:2010:BO6580

Raad van State

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011575/2/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State inzake milieuontheffing na wijziging wetgeving

In deze zaak heeft de Raad van State op 6 december 2010 uitspraak gedaan over de rechtsmacht met betrekking tot een ontheffing verleend door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan de gemeente Nieuw-Lekkerland. Het besluit tot ontheffing, dat op 14 oktober 2010 werd genomen, betreft de verbodsbepalingen van de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland. De Raad van State heeft vastgesteld dat de wijziging van artikel 20.1 van de Wet milieubeheer op 1 oktober 2010 in werking is getreden, waardoor de rechtsmachtverdeling tussen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de rechtbanken is veranderd. Voor besluiten die na 30 september 2010 zijn bekendgemaakt, is de rechtbank bevoegd om hierover te oordelen, ook als het ontwerpbesluit vóór deze datum ter inzage is gelegd. Dit betekent dat de Raad van State zich onbevoegd verklaart om van het beroep kennis te nemen, en het beroepschrift doorzendt naar de bevoegde rechtbank in 's-Gravenhage. De uitspraak is gedaan na vereenvoudigde behandeling, zoals geregeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De betrokken partijen zijn de naamloze vennootschap Oasen N.V. als appellante en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland als verweerder. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor duidelijke overgangsregels bij wijzigingen in wetgeving, vooral in het bestuursrecht.

Uitspraak

201011575/2/M1.
Datum uitspraak: 6 december 2010
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
de naamloze vennootschap Oasen N.V., gevestigd te Gouda,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2010 heeft het college aan de gemeente Nieuw-Lekkerland een ontheffing verleend van de verbodsbepalingen als bedoeld in bepaling 2.2.1, eerste lid, aanhef en onder g, van bijlage 10, onderdeel B, van de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland. Dit besluit is met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht genomen en op 22 oktober 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft Oasen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 december 2010, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 oktober 2010 is de invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarbij onder meer de Wet milieubeheer is gewijzigd, in werking getreden.
Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, zoals dit luidt na die wijziging en voor zover hier van belang, zijn besluiten als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, 8.40a of 8.42 van die wet of een besluit met betrekking tot de handhaving van het bepaalde krachtens artikel 8.40 van die wet van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitgezonderd.
Tot 1 oktober 2010 kon tegen die besluiten beroep bij de Afdeling worden ingesteld. Sindsdien kan tegen die besluiten beroep bij de rechtbank worden ingesteld, waarna hoger beroep bij de Afdeling openstaat.
2.2. Bij deze wijziging van artikel 20.1 heeft de wetgever met betrekking tot de in overweging 2.1 bedoelde besluiten, waaronder besluiten tot het verlenen van ontheffing van bij provinciale milieuverordening aangewezen regels, niet in overgangsrecht voorzien.
Gelet daarop gaat de Afdeling ervan uit dat de wetgever voor de rechtsmachtverdeling tussen de Afdeling en de rechtbanken met betrekking tot een dergelijk besluit het tijdstip bepalend heeft willen achten waarop dit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Dit betekent dat, indien beroep is ingesteld tegen een besluit dat na 30 september 2010 op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, de rechtbank bevoegd is op dat beroep te beslissen, ook als het ontwerpbesluit vóór 1 oktober 2010 ter inzage is gelegd.
2.3. Nu het besluit van 14 oktober 2010 waartegen beroep is ingesteld, een besluit is tot het verlenen van ontheffing van bij provinciale milieuverordening aangewezen regels in de zin van artikel 1.3, eerste lid, en na 30 september 2010 is bekendgemaakt, is de rechtbank bevoegd op het beroep te beslissen.
2.4. De Afdeling zal zich dan ook onbevoegd verklaren en het beroepschrift, met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb, ter behandeling aan de bevoegde rechtbank 's-Gravenhage doorzenden.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2010
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
195-687.