201008213/1/R1 en 201008213/2/R1.
Datum uitspraak: 1 december 2010
VOORZITTER
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Haarlemmermeer,
verweerder.
Bij besluit van 8 juli 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoofddorp VV Uno 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 augustus 2010, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [appellant] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 november 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door ing. J.H. Willemink, werkzaam bij Verhagen Rentmeesters, alsmede de raad, vertegenwoordigd door mr. M.H. Veen, K. Vreeker en G.K. de Leeuw, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan heeft betrekking op het gebied dat aan de zuidrand van Hoofddorp ligt tussen de Bennebroekerweg en de Nieuwe Bennebroekerweg, de IJweg en het Toolenburgpad. Het plan voorziet in de realisatie van een sportcomplex voor de voetvalvereniging UNO, welk complex bestaat uit drie voetbalvelden met een uitbreidingsmogelijkheid voor extra velden, een hoofdgebouw met bijbehorende voorzieningen, een parkeerplaats, een ontsluitingsweg, fietspaden en overige noodzakelijke voorzieningen.
2.3. Het beroep van [appellant] is gericht tegen de vaststelling van het plan. Hij betoogt allereerst dat, hoewel met de ingebruikname van de sportvelden in september geen problemen zijn ontstaan met betrekking tot de verkeersintensiteit, de voorziene sportkantine een toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg zal hebben waardoor zijn caravanstallingsbedrijf aan de [locatie] vooral in de weekenden slechter te bereiken is. Voorts betoogt hij dat in het pakket van verkeerstechnische maatregelen uit 2008 geen rekening is gehouden met de aanleg van het sportcomplex en de daarmee gepaard gaande toename van het verkeer, omdat ten tijde van de vaststelling van het pakket nog geen sprake was van het voornemen om het sportcomplex te realiseren. Was dit voornemen wel bekend, dan is hij hiervan ten onrechte niet op de hoogte gesteld, aldus [appellant].
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de komst van de sportkantine niet zal leiden tot een toename van de verkeersintensiteit ter plaatse, omdat de kantine alleen zal worden gebruikt door bezoekers die nu ook al op het sportcomplex aanwezig zijn vanwege de hoofdfunctie van het complex.
2.3.2. Blijkens de verbeelding hebben de gronden tussen de Bennebroekerweg en de Nieuwe Bennebroekerweg, de IJweg en het Toolenburgpad de bestemming "Sport".
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planregels zijn gronden met de bestemming "Sport" onder meer bestemd voor sport en nutsvoorzieningen met de daarbij behorende ondersteunende horeca.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, onder 1, aanhef en sub b, van de planregels in samenhang bezien met de verbeelding is de maximale goothoogte van gebouwen acht meter, de maximale bouwhoogte van gebouwen elf meter en het maximale bebouwingspercentage 2%.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, onder 2, aanhef en sub b en c, van de planregels mag de hoogte van ballenvangers niet meer zijn dan tien meter en de hoogte van (licht)masten niet meer dan twintig meter.
2.3.3. De voorzitter is van oordeel dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de komst van de sportkantine zal leiden tot een dusdanige toename van het aantal verkeersbewegingen dat er verkeersproblemen zullen ontstaan en hij in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat ter zitting door de raad is aangegeven dat er op dit moment een tijdelijke bouwkeet op het sportcomplex staat die als kantine wordt gebruikt en [appellant] hiervan thans geen verkeersproblemen ondervindt.
Ten aanzien van de ter zitting geuite vrees van [appellant] dat het gemeentebestuur voornemens is om op de Bennebroekerweg drempels aan te leggen, nog daargelaten dat de wijze van inrichting van deze weg niet bindend in het plan is opgenomen, overweegt de voorzitter dat de raad ter zitting heeft aangegeven dat er geen drempels zullen worden aangelegd.
Voor zover het betoog van [appellant] ziet op het pakket van verkeersmaatregelen dat door de raad op 3 december 2009 is vastgesteld, overweegt de voorzitter dat in deze procedure slechts het onderhavige plan ter beoordeling staat.
2.4. [appellant] betoogt verder dat het plan een vermindering van zijn woongenot tot gevolg heeft vanwege de beperking van het uitzicht, geluidsoverlast en verlichting, en leidt tot vermogensverlies. Daarbij voert hij aan dat de verlichting van het sportcomplex dagelijks blijft branden tot 22:00 uur en één van de lampen in de woonkamer van zijn woning schijnt.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat aan de richtafstand uit de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (hierna: VNG-brochure) wordt voldaan, zodat het sportcomplex geen belemmeringen oplevert voor de woning van [appellant]. Met de plaatsing van de lichtinstallaties wordt voldaan aan de norm van artikel 2.1, tweede lid, onder h, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en is er geen sprake van onaanvaardbare lichtoverlast, aldus de raad.
2.4.2. In de VNG-brochure wordt een richtafstand aanbevolen van 50 meter van een veldsportcomplex (met verlichting) tot een rustige woonwijk. De VNG-brochure voorziet evenwel in de mogelijkheid de richtafstand met één afstandsstap te verlagen indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. Niet in geschil is dat het plangebied kan worden aangemerkt als gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure, omdat direct naast woningen andere functies voorkomen, zoals kleine bedrijven en sportvelden. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de richtafstand van 50 meter op basis van de VNG-brochure kan worden verlaagd naar 30 meter. De kortste afstand tussen de woning van [appellant] en het sportcomplex bedraagt 45 meter, zodat ter plaatse van deze woning aan deze afstand wordt voldaan. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een afstand van 45 meter heeft kunnen aanhouden. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich eveneens in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de eventuele lichthinder niet zodanig is dat deze tot een onaanvaardbaar niveau zal leiden. Overigens is ter zitting door de raad aangegeven dat zal worden bekeken hoe de door [appellant] ondervonden lichthinder zou kunnen worden beperkt.
2.4.3. Gelet op de hiervoor onder 2.3.2. vermelde planregels, is het aannemelijk dat voor [appellant] vanwege de bouw van de sportkantine enig verlies van uitzicht zal optreden, nu de gronden voorheen onbebouwd waren. Het in beroep aangevoerde geeft evenwel geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit verlies geen aanzienlijke beperking van het woongenot van [appellant] tot gevolg heeft. Daarbij is van belang dat geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat en de raad ter zitting heeft aangegeven dat de kantine niet recht tegenover de woning van [appellant] zal worden gebouwd.
2.4.4. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van [appellant] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
2.5. Ten slotte betoogt [appellant] dat zijn perceel aan de [locatie] ten onrechte niet in het plan is opgenomen.
2.5.1. Gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het doel van het plan enkel is om een planologische basis te bieden voor het mogelijk maken van een sportcomplex ter plaatse en dat niet gebleken is van een zodanige ruimtelijke samenhang tussen de gronden waarop het plan betrekking heeft en het perceel aan de [locatie], dat dit perceel in het plan had moeten worden opgenomen.
2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
2.7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2010