ECLI:NL:RVS:2010:BO6604

Raad van State

Datum uitspraak
8 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004691/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom opgelegd aan appellant met betrekking tot geluidgrenswaarden en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek op 16 december 2008 een last onder dwangsom opgelegd aan de appellant, die zijn inrichting had gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd later ingetrokken na een bezwaar van de appellant, dat door het college op 5 oktober 2009 gegrond werd verklaard. De appellant heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het besluit van 5 oktober 2009 bij de rechtbank Breda, welke zaak is doorgestuurd naar de Raad van State. De zitting vond plaats op 8 oktober 2010, waar de appellant, bijgestaan door zijn advocaat en gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door hun raadsman, aanwezig waren.

De Raad van State heeft overwogen dat de wet van 25 juni 2009, die op 1 juli 2009 in werking is getreden, niet van toepassing is op deze zaak, omdat de overtreding voor deze datum heeft plaatsgevonden. De appellant betwistte de geconstateerde overtreding van de geluidgrenswaarden, maar de Raad van State oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de appellant geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. De intrekking van het primaire besluit werd niet betwist, en de appellant kan in de toekomst de geconstateerde overtreding aanvechten als er opnieuw een last onder dwangsom wordt opgelegd.

De Raad van State heeft uiteindelijk het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 8 december 2010.

Uitspraak

201004691/1/M2.
Datum uitspraak: 8 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2008 heeft het college aan [appellant] een last onder dwangsom opgelegd met betrekking tot zijn inrichting gelegen aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 5 oktober 2009, verzonden op 8 oktober 2009, heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 16 december 2008 ingetrokken.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de rechtbank Breda ingekomen op 17 november 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 22 december 2009. De rechtbank heeft het beroepschrift en de brief van 22 december 2009 ter verdere behandeling doorgestuurd naar de Raad van State.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. O.W. Wagenaar en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Morel en B. van Huijgevoort, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 juli 2009 is de wet van 25 juni 2009 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht) in werking getreden. Ingevolge artikel IV van deze wet blijft, indien een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing. Dit betekent dat het nieuwe recht niet van toepassing is op het huidige geding.
2.2. [appellant] voert aan dat het college er in het bestreden besluit ten onrechte van is uitgegaan dat sprake is van een overtreding van de geluidgrenswaarden uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
2.2.1. Het beroep richt zich tegen de geconstateerde overtreding die door het college ten grondslag is gelegd aan de bij besluit van 16 december 2008 (hierna: het primaire besluit) opgelegde last onder dwangsom. Het primaire besluit is echter bij besluit van 5 oktober 2009 ingetrokken en [appellant] bestrijdt de rechtmatigheid van deze intrekking niet. Zijn belang bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit is desgevraagd alleen gelegen in de bevestiging van de juistheid van het door hem ingediende akoestische rapport. Een oordeel hierover heeft echter een declaratoir karakter, hetgeen in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op het voorgaande dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Indien [appellant] in de toekomst een last onder dwangsom wordt opgelegd, en de onderhavige geconstateerde overtreding daaraan mede ten grondslag ligt, kan [appellant] alsnog deze overtreding ten volle ter discussie stellen in een procedure tegen de opgelegde last.
2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2010
407.