201001274/1/R2.
Datum uitspraak: 8 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Werkgroep Milieuzorg Apeldoorn, gevestigd te Apeldoorn, en
anderen,
appellanten,
de raad van de gemeente Apeldoorn,
verweerder.
Bij besluit van 17 december 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Beekbergen Engeland" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de stichting en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 1 maart 2010.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2010, waar de stichting en anderen, bij monde van [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door ing. C.A. van Asselt en mr. W.L. Weskamp, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plan voorziet in de mogelijkheid om twee vrijstaande woningen op te richten aan de Engeland te Beekbergen.
2.2. De stichting en anderen voeren aan dat het voorstel voor het plan is voorgelegd aan de raad ruim nadat de raad een besluit had genomen. Tevens zijn de stichting en anderen van mening dat de raad verkeerd is voorgelicht over het aantal nieuwe woningen dat het plan mogelijk maakt.
Daarnaast stellen de stichting en anderen dat de woningen niet vallen binnen de zoekzone voor woningbouw van de provincie Gelderland en dat het plan in strijd is met de Structuurvisie Beekbergen en Lieren. Ter zitting hebben de stichting en anderen aangevoerd dat de bouw van de tweede woning tevens in strijd is met het gemeentelijk ruimte-voor-ruimte-beleid. Bovendien zijn de stichting en anderen van mening dat de bouw van de twee woningen niet in overeenstemming is met het karakter van het gebied en dat de financiële noodzaak voor de bouw van twee woningen ontbreekt. Verder voeren de stichting en anderen aan dat de raad niet is ingegaan op door omwonenden aangedragen alternatieven, er geen rekening gehouden is met precedentwerking van het plan en het plan zal leiden tot parkeeroverlast en daardoor tot een verkeersonveilige situatie.
Daarnaast voeren de stichting en anderen aan dat het plan in strijd is met het Waterhuishoudingsplan 2005-2009 van de provincie Gelderland, het Apeldoorns waterplan 2005-2015 "Werken aan water" en de Streekplanherziening herbegrenzing EHS van 1 juli 2009. Verder betogen de stichting en anderen dat er een toetsing op basis van de Flora- en faunawet had moeten plaatsvinden aangezien er verschillende beschermde plant- en diersoorten in het gebied voorkomen en het gebied het foerageergebied van onder andere de das en marter is. Tot slot zijn de stichting en anderen van mening dat de ontheffingsmogelijkheden te ruim zijn.
2.3. De raad stelt dat de ruimtelijke kwaliteit van de locatie wordt verbeterd door de sloop van de ter plaatse aanwezige voormalige kippenschuren en winkelruimte en de bouw van de twee vrijstaande woningen. Verder stelt de raad dat er voldoende afstand tot de sprengenkop van de Beekbergse beek in acht is genomen. Aan het gedeelte van het plangebied dat wel binnen de beschermingszone van de beek ligt is de bestemming "Waarde - Beken en sprengen" toegekend die een sterke beschermende werking biedt. Tevens stelt de raad dat het Waterschap Veluwe heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben ten aanzien van het plan.
Verder stelt de raad dat bij de nieuw te bouwen woningen wordt voorzien in parkeergelegenheid voor twee auto's per woning op eigen terrein. Daarnaast stelt de raad dat een natuurtoets niet aan de orde is omdat het plangebied niet in de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) ligt.
2.4. Met betrekking tot de door de stichting en anderen aangevoerde procedurele aspecten overweegt de Afdeling het volgende. Het voorstel van het college van burgemeester en wethouders is gedateerd op 14 december 2009. Op het door de raad genomen vaststellingsbesluit is weliswaar de datum 26 november 2009 vermeld, doch blijkens de notulen van de vergadering van de raad van 17 december 2009 heeft de raad zijn besluit op 17 december 2009 genomen. Deze laatste datum is ook vermeld op de verbeelding en de plantoelichting. Nu het voorstel van het college van burgemeester en wethouders vooraf is gegaan aan het besluit van de raad mist het bezwaar van de stichting en anderen feitelijke grondslag.
Tevens is niet gebleken dat de raad verkeerd is voorgelicht over de mogelijkheden die het plan biedt nu de wethouder reeds op de Politieke Markt Apeldoorn van 26 november 2009 de juiste informatie met betrekking tot het aantal te realiseren woningen heeft meegedeeld aan de raad.
Nu de raad zijn besluit heeft genomen op basis van het voorstel van het college van burgemeester en wethouders en tevens op de hoogte was van de mogelijkheden die het plan biedt is er geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit genomen is in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
2.5. Met betrekking tot de inpassing van de woningen in de omgeving en de gestelde strijdigheid met de gemeentelijke Structuurvisie Beekbergen en Lieren overweegt de Afdeling het volgende. De stelling van de raad dat de locatie niet in het open landschap ligt maar aansluit aan de bebouwing van Beekbergen, is de Afdeling niet onjuist gebleken. Voorts zijn aan de andere kant van de locatie percelen met woonbebouwing gelegen. De raad kan verder gevolgd worden in zijn standpunt dat door de sloop van de nu aanwezige voormalige kippenschuren en winkelruimte en de bouw van de twee vrijstaande woningen de ruimtelijke kwaliteit van de locatie verbeterd wordt. De Afdeling is op grond van het voorgaande van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bouw van de twee woningen ter plaatse passend is.
Volgens de Structuurvisie Beekbergen en Lieren is kleinschalige invulling met woningbouw op sommige plekken langs de linten in of aan de dorpen toegestaan. In aanmerking genomen dat, zoals de Afdeling hiervoor heeft overwogen, niet onjuist is gebleken dat het plangebied gelegen is aansluitend aan de bebouwing, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met de Structuurvisie Beekbergen en Lieren.
2.6. Aangaande het betoog van de stichting en anderen dat de tweede woning in strijd is met het in de gemeente geldende ruimte-voor-ruimte-beleid overweegt de Afdeling dat de raad ter zitting heeft betwist dat dit beleid van toepassing is op het plangebied aangezien dit beleid gericht is op het voorkomen van verstening in het buitengebied en het plangebied niet daartoe behoort. Hiermee acht de Afdeling dit betoog van de stichting en anderen, nu dit eerst ter zitting naar voren is gebracht, voldoende weerlegd.
2.7. Met betrekking tot het betoog van de stichting en anderen dat het plan in strijd met provinciaal beleid is vastgesteld stelt de Afdeling voorop dat, zoals zij eerder heeft overwogen bijvoorbeeld in de uitspraak van 4 augustus 2010, zaak nr.
200907428/1/R2, een streekplan sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) gelijk wordt gesteld aan een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.2 van de Wro. Nu het hier niet gaat om concrete beleidsbeslissingen, was, anders dan de stichting en anderen kennelijk menen, de raad niet zonder meer gehouden het provinciaal beleid te volgen maar diende de raad het provinciale beleid in de afweging mee te wegen als een bij het plan betrokken belang. Dit geldt ook voor ander provinciaal beleid dan neergelegd in een streekplan.
2.7.1. Met betrekking tot het betoog dat het plangebied niet ligt binnen de zoekzone voor woningbouw als opgenomen in het Streekplan Gelderland overweegt de Afdeling het volgende. Ter zitting is vast komen te staan dat de geplande woningen niet in de in het streekplan opgenomen zoekzone voor woningbouw liggen. Het standpunt van de raad dat deze zoekzone bedoeld is voor de realisatie van grote woningbouwprojecten en dat dit onverlet laat dat op basis van de Structuurvisie Beekbergen en Lieren kleinschalige uitbreiding mogelijk is, kan echter gevolgd worden. De raad heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het streekplan in zoverre niet als een bij de vaststelling van het plan betrokken belang meegewogen hoefde te worden.
2.7.2. Het plangebied ligt ten westen van de Beekbergse beek welke is aangewezen als ecologische verbindingszone. Op grond van de partiële herziening van het Streekplan Gelderland 2005, vastgesteld op 1 juli 2009, waarin een herbegrenzing van de EHS is opgenomen, dienen significant nadelige gevolgen op de EHS voorkomen te worden. Uit de stukken blijkt dat de raad hiermee rekening heeft gehouden door het deel van het plangebied dat binnen de beschermingszone van 15 meter van de beek ligt te bestemmen als "Waarde- Beken en sprengen". Ingevolge artikel 6.2 van de planregels zijn op deze gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de beken en sprengen toegestaan. Ingevolge artikel 6.3 van de planregels is het verboden om op gronden met de bestemming "Waarde- Beken en sprengen" zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders oppervlakteverharding, wegen en paden aan te leggen, de bodem te verlagen, gronden af te graven, op te hogen of te egaliseren en om ondergrondse leidingen aan te brengen.
Op grond van het voorgaande komt de Afdeling tot het oordeel dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat de raad bij het vaststellen van het plan geen rekening heeft gehouden met het beleid van de provincie als opgenomen in de Streekplanherziening met betrekking tot de herbegrenzing van de EHS van 1 juli 2009.
2.7.3. Tevens is er, anders dan de stichting en anderen betogen, gezien bovengenoemde bestemming "Waarde- Beken en sprengen" en de daaraan verbonden regeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan geen rekening heeft gehouden met het Waterhuishoudingsplan 2005-2009 van de provincie Gelderland.
2.8. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
De stichting en anderen hebben door middel van hun zienswijze ingebracht dat de bouw van slechts één woning de voorkeur verdient. Zij zijn van mening dat dit alternatief haalbaar is aangezien ook zonder de bouw van de tweede woning de kosten van het slopen van de bestaande bebouwing en het bouwrijp maken van de grond terugverdiend kunnen worden. Anders dan de stichting en anderen ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad het alternatief om één woning te bouwen niet bij zijn besluitvorming heeft betrokken nu de raad in de zienswijzennota in is gegaan op het door de stichting en anderen aangedragen alternatief. Door aan de belangen die worden gediend met de bouw van twee woningen meer gewicht toe te kennen dan aan de eventuele voordelen van de bouw van slechts één woning, heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling, gegeven zijn beleidsvrijheid, geen onredelijke afweging gemaakt.
2.9. Ten aanzien van het betoog van de stichting en anderen dat de vaststelling van het plan kan leiden tot de verplichting om ook in andere gevallen twee woningen op één perceel toe te staan overweegt de Afdeling dat elk plan door het gemeentebestuur op zijn eigen merites beoordeeld zal moeten worden. Dit plan brengt derhalve niet met zich dat het gemeentebestuur gehouden is aan elk volgend plan om twee woningen op één perceel te bouwen medewerking te verlenen.
2.10. Aangaande het betoog van de stichting en anderen dat het plan zal leiden tot parkeerproblemen en verkeersoverlast overweegt de Afdeling dat uit de stukken blijkt dat wordt beoogd om te voorzien in parkeergelegenheid voor twee auto's op het eigen terrein van de nieuw te bouwen woningen. Het plan voorziet in artikel 4.5.1 van de planregels ook in die mogelijkheid. De Afdeling is derhalve van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat het plan zal leiden tot parkeerproblemen en verkeersoverlast.
2.11. Met betrekking tot het betoog dat het plan is vastgesteld in strijd met het Apeldoorns waterplan 2005-2015 "Werken aan water" overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat dit plan voorziet in de verplichting, zoals de stichting en anderen hebben gesteld, dat moet worden voorkomen dat door het verrichten van ingrepen bodemlagen worden aangetast waardoor het grondwatersysteem verandert. Het betoog mist derhalve feitelijke grondslag en kan reeds om die reden niet slagen.
2.12. De vragen of voor de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel aan de orde in een procedure op grond van de Flora- en faunawet. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet had kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Flora- en faunawet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Nu de stichting en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat er beschermde soorten in het plangebied aanwezig zouden kunnen zijn, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Flora- en faunawet niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
2.13. Ingevolge artikel 10.1 van de planregels kan het college van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de planregels. Ingevolge artikel 10.1, onder d, van de planregels kan ontheffing worden verleend indien en voor zover het afwijken ten aanzien van de bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten aanzien van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt. Ingevolge onderdeel e kan het college van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.
2.13.1. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in artikel 10.1, onder d en e, van de planregels te ruim zijn. Hiertoe neemt zij in aanmerking dat de afwijkingsmogelijkheden zodanig zijn gekozen dat niet gebouwd mag worden in de beschermingszone van de Beekbergse beek. Voorts is van belang dat deze afwijkingsmogelijkheden niet zonder meer benut mogen worden, maar eerst na het volgen van een procedure waarin de betrokken belangen moeten worden afgewogen.
2.14. In hetgeen de stichting en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. De Rooy
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2010