201002012/1/M1.
Datum uitspraak: 8 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Bij besluit van 15 juli 2009 heeft het college een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de aan- en afvoer van delfstoffen en speciën (toepasbaar en niet toepasbaar) binnen het project Lexkesveer aan de Noordoever van de Neder-Rijn te Wageningen afgewezen.
Bij besluit van 6 november 2009 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de rechtbank Arnhem ingekomen op 18 december 2009, beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroepschrift doorgezonden aan de Afdeling alwaar dit op 25 februari 2010 is ingekomen. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 20 april 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak gevoegd met de zaken
200909898/1/M1en
201000445/1/M1ter zitting behandeld op 23 september 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door M. de Koning, en het college, vertegenwoordigd door P.A. Kuiper en C. Meijer, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
2.1. Bij besluit van 26 april 2006 heeft het college de Staat der Nederlanden een vergunning verleend voor het ontgronden van percelen gelegen op de noord- en de zuidoever van de Neder-Rijn ten behoeve van het project Lexkesveer.
Bij uitspraak van 9 mei 2007 in zaaknr.
200604192/1heeft de Afdeling dit besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven voor zover dit betrekking heeft op het ten zuiden van de Neder-Rijn gelegen gedeelte van het projectgebied.
In de hernieuwde aanvraag om een vergunning voor het ontgronden van percelen voor het op de noordoever van de Neder-Rijn gelegen gedeelte van het projectgebied is verwerkt dat twee hoogwatervluchtplaatsen bij nader inzien niet zullen worden aangelegd, waardoor minder specie benodigd is voor de inrichting van het gebied en specie buiten het gebied moet worden afgevoerd.
Bij besluit van 28 april 2008 heeft het college aan de Staat der Nederlanden een vergunning verleend voor het ontgronden van percelen voor het op de noordoever van de Neder-Rijn gelegen gedeelte van het project Lexkesveer.
2.2. [appellant] voert aan dat de afvoer van ophoogzand naar buiten het projectgebied in strijd met de vergunning is en dat het college dit niet heeft verhinderd, maar bij besluit van 14 juli 2009 alsnog heeft vergund. [appellant] voert aan dat door het niet aanleggen van twee hoogwatervluchtplaatsen op de noordoever 30.000 m³ ophoogzand niet wordt benut, maar dat de wijziging betrekking heeft op een onbeperkte hoeveelheid ophoogzand waarvan inmiddels reeds 77.000 m³ is afgevoerd.
2.2.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de contouren van de ontgronding en de herinrichting van het gebied vastliggen. Het is noodzakelijk dat overtollige specie wordt afgevoerd, omdat anders opstuwing bij hoogwatersituaties kan ontstaan, hetgeen onveilig is. Volgens het college is niet meer specie afgevoerd dan is vergund.
2.2.2. Op 1 juli 2009 is de wet van 25 juni 2009 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht) in werking getreden. Ingevolge artikel IV, eerste lid, van deze wet blijft, indien een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing. Uit het bepaalde in artikel IV, eerste lid, van deze wet volgt dan ook dat de bij deze wet doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het huidige geding.
2.2.3. Ingevolge artikel 122, eerste lid, van de Provinciewet is het provinciaal bestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Ingevolge artikel 5:21, eerste lid, (oud) van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, (oud) kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2.2.4. De Afdeling overweegt dat het verzoek om handhaving betrekking heeft op de noordoever van het project Lexkesveer. De vergunning van 28 april 2008 heeft eveneens betrekking op de noordoever. In de aanvraag welke ten grondslag ligt aan deze vergunning van 28 april 2008 is vermeld dat de oppervlaktedelfstoffen deels worden afgevoerd. Ingevolge voorschrift 1 van de vergunning van 28 april 2008 is de houdster van de vergunning verplicht de ontgronding uit te voeren en in te richten overeenkomstig de ingediende aanvraag, tenzij anders is bepaald in de voorschriften. In de voorschriften verbonden aan de vergunning van 28 april 2008 is niet bepaald dat de delfstoffen niet mogen worden afgevoerd. Gelet hierop was de afvoer van specie niet in strijd met de vergunning, zodat het college het verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen terecht heeft afgewezen.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2010