ECLI:NL:RVS:2010:BO6653

Raad van State

Datum uitspraak
3 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011282/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • T.L.J. Drouen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in bestuursrechtelijke geschillen na wijziging Wet milieubeheer

In deze zaak heeft de Raad van State op 3 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gulpen-Wittem. Dit besluit, genomen op 26 oktober 2010, betrof het stellen van maatwerkvoorschriften op basis van artikel 8.42 van de Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 2.20, vijfde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Het besluit werd op 27 oktober 2010 ter inzage gelegd. De appellant, wonend in de gemeente Gulpen-Wittem, heeft op 24 november 2010 beroep ingesteld tegen dit besluit.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat op 1 oktober 2010 de invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden, waardoor de Wet milieubeheer is gewijzigd. De wijziging van artikel 20.1 van de Wet milieubeheer heeft gevolgen voor de rechtsmachtverdeling tussen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de rechtbanken. Voor besluiten als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, 8.40a of 8.42 van de Wet milieubeheer is sinds de wijziging beroep bij de rechtbank mogelijk, waarna hoger beroep bij de Afdeling openstaat.

De Raad van State concludeert dat het besluit van 26 oktober 2010, dat na 30 september 2010 op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, onder de nieuwe regeling valt. Dit betekent dat de rechtbank bevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De Raad van State verklaart zich daarom onbevoegd en zendt het beroepschrift ter behandeling door naar de bevoegde rechtbank Maastricht. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot verzet tegen deze beslissing, dat binnen zes weken schriftelijk moet worden ingediend.

Uitspraak

201011282/2/M2.
Datum uitspraak: 3 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Gulpen-Wittem,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Gulpen-Wittem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2010 heeft het college op grond van artikel 8.42 van de Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 2.20, vijfde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer maatwerkvoorschriften gesteld voor [vergunninghouder] aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht genomen en op 27 oktober 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2010, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 oktober 2010 is de invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarbij onder meer de Wet milieubeheer is gewijzigd, in werking getreden.
Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, zoals dit luidt na die wijziging en voor zover hier van belang, zijn besluiten als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, 8.40a of 8.42 van die wet of een besluit met betrekking tot de handhaving van het bepaalde krachtens artikel 8.40 van die wet van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitgezonderd.
Tot 1 oktober 2010 kon tegen die besluiten beroep bij de Afdeling worden ingesteld. Sindsdien kan tegen die besluiten beroep bij de rechtbank worden ingesteld, waarna hoger beroep bij de Afdeling openstaat.
2.2. Bij deze wijziging van artikel 20.1 heeft de wetgever met betrekking tot de in overweging 2.1 bedoelde besluiten, zoals besluiten over handhaving van krachtens artikel 8.40 gestelde regels of besluiten tot het stellen van maatwerkvoorschriften in de zin van artikel 8.42, niet in overgangsrecht voorzien.
Gelet daarop gaat de Afdeling ervan uit dat de wetgever voor de rechtsmachtverdeling tussen de Afdeling en de rechtbanken met betrekking tot een dergelijk besluit het tijdstip bepalend heeft willen achten waarop dit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Dit betekent dat, indien beroep is ingesteld tegen een besluit dat na 30 september 2010 op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, de rechtbank bevoegd is op dat beroep te beslissen, ook als het ontwerpbesluit vóór 1 oktober 2010 ter inzage is gelegd.
2.3. Nu het besluit van 26 oktober 2010 waartegen beroep is ingesteld, een besluit is tot het stellen van maatwerkvoorschriften in de zin van artikel 8.42 en na 30 september 2010 is bekendgemaakt, is de rechtbank bevoegd op het beroep te beslissen.
2.4. De Afdeling zal zich dan ook onbevoegd verklaren en het beroepschrift, met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb, ter behandeling aan de bevoegde rechtbank Maastricht doorzenden.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2010
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
375-687.