ECLI:NL:RVS:2010:BO7338

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201005512/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • C.W. Mouton
  • N.S.J. Koeman
  • E.J.A. Idema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging van het Verkeersveiligheidsplan Gemeente Kerkrade

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 3 mei 2010, waarin het beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om wijziging van het Verkeersveiligheidsplan Gemeente Kerkrade ongegrond werd verklaard. Het verzoek van [appellant] om wijziging van het verkeersveiligheidsplan werd door de raad van de gemeente Kerkrade bij besluit van 24 september 2008 afgewezen. Dit besluit werd door de raad op 18 februari 2009 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat het verkeersveiligheidsplan een beleidsregel is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat tegen de afwijzing van het verzoek geen bezwaar openstond.

[appellant] betoogde dat zijn bezwaarschrift ten onrechte was aangemerkt als een verzoek om wijziging van het verkeersveiligheidsplan. Hij stelde dat hij niet werd bijgestaan door een rechtsbijstandverlener en dat de voorzitter van de commissie een fout had gemaakt door zijn bezwaarschrift verkeerd te interpreteren. Tijdens de zitting bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 december 2010 heeft [appellant] de verkeersoverlast in de Niersprinkstraat toegelicht.

De Afdeling oordeelde dat [appellant] akkoord was gegaan met de aanmerkingen van zijn bezwaarschrift als een verzoek tot wijziging van het verkeersveiligheidsplan. De raad had geen aanleiding om het verzoek anders op te vatten. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk was verklaard. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201005512/1/H3.
Datum uitspraak: 15 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 3 mei 2010 in zaak nr. 09/530 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van de gemeente Kerkrade.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2008, verzonden op 14 oktober 2008, heeft de raad het verzoek van [appellant] om wijziging van het Verkeersveiligheidsplan Gemeente Kerkrade (hierna: het verkeersveiligheidsplan) afgewezen.
Bij besluit van 18 februari 2009 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 3 mei 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 juni 2010, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 19 juli 2010 heeft [appellant] een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2010, waar [appellant] in persoon en de raad, vertegenwoordigd door T.H.M. Mertens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] heeft, mede namens een aantal in de Niersprinkstraat te Kerkrade woonachtige personen, het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade bij brief van 20 maart 2006 verzocht de in het verkeersveiligheidsplan toegekende status van de Niersprinkstraat als wijkontsluitingsweg te heroverwegen en de verkeerssituatie in de Niersprinkstraat in de oorspronkelijk staat terug te brengen, dan wel passende maatregelen te treffen waardoor de overlast tot minimaal het oude niveau teruggebracht wordt. Bij brief van 6 juli 2007 heeft [appellant] het college verzocht de Niersprinkstraat tijdelijk als eenrichtingsstraat in te richten.
Bij besluit van 8 oktober 2007 heeft het college medegedeeld geen reden te zien ter zake van de Niersprinkstraat maatregelen te nemen of de Niersprinkstraat in de oorspronkelijk staat terug te brengen. Bij brief van 30 oktober 2007 heeft [appellant] hiertegen bezwaar gemaakt. Tijdens de op 19 december 2007 gehouden hoorzitting is door de voorzitter van de Centrale Bezwaarschriften- en Klachtencommissie (hierna: de commissie) geconcludeerd dat [appellant] in feite heeft gevraagd het verkeersveiligheidsplan aan te passen en dat dit een bevoegdheid van de raad betreft. [appellant] is vervolgens akkoord gegaan met het aanmerken van zijn bezwaarschrift als een verzoek aan de raad het verkeersveiligheidsplan te wijzigen.
Bij besluit van 24 september 2008 heeft de raad het verzoek om wijziging van het verkeersveiligheidsplan afgewezen. Het hiertegen door [appellant] gemaakte bezwaar is door de raad bij besluit van 18 februari 2009 niet-ontvankelijk verklaard.
2.2. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verkeersveiligheidsplan een beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) inhoudt. Tegen de afwijzing van het verzoek om wijziging van het verkeersveiligheidsplan staat ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb geen bezwaar open. De raad heeft het bezwaar van [appellant] volgens de rechtbank derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zijn bezwaarschrift gericht tegen het besluit van het college van 8 oktober 2007 ten onrechte is aangemerkt als een verzoek om wijziging van het verkeersveiligheidsplan. Hij heeft hiertegen geprotesteerd bij de voorzitter van de commissie bij brief van 6 februari 2008. De voorzitter van de commissie heeft ten onrechte nagelaten de fout te corrigeren. [appellant] acht het niet redelijk dat de gevolgen van deze fout voor zijn rekening komen, nu hij op dat moment niet werd bijgestaan door een rechtsbijstandverlener. Ter zitting bij de Afdeling heeft [appellant] de verkeersoverlast in de Niersprinkstraat toegelicht.
2.4. Zoals blijkt uit de stukken, en ook overigens niet in geschil is, is [appellant] op de hoorzitting van 19 december 2007 akkoord gegaan met het aanmerken van zijn bezwaarschrift tegen het besluit van het college van 8 oktober 2007 als een verzoek aan de raad het verkeersveiligheidsplan te wijzigen. Indien [appellant] nog steeds een besluit op zijn bezwaar tegen dat besluit van het college wenste, had het op zijn weg gelegen hier bij het college om te vragen. Voor de raad behoefde echter geen aanleiding te bestaan het aan hem doorgezonden verzoek anders op te vatten dan als een verzoek tot wijziging van het verkeersveiligheidsplan. Op dit verzoek heeft de raad bij besluit van 24 september 2008 beslist. Het hiertegen door [appellant] gemaakte bezwaar is door de raad niet-ontvankelijk verklaard. Ter toetsing bij de rechtbank lag derhalve slechts de vraag voor of de raad dit bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het oordeel van de rechtbank dat tegen de afwijzing van het verzoek om wijziging van het verkeersveiligheidsplan geen bezwaar openstond is juist. De rechtbank heeft derhalve het beroep terecht ongegrond verklaard.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J.A. Idema, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Idema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010
512.