ECLI:NL:RVS:2010:BO7351

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004495/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijziging persoonsgegevens in gemeentelijke basisadministratie

In deze zaak heeft de Raad van State op 15 december 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de gemeentelijke basisadministratie (gba). Het college van burgemeester en wethouders van Veendam had op 16 juni 2009 het verzoek van [appellant] om wijziging van zijn persoonsgegevens afgewezen. Dit besluit werd in bezwaar en later in beroep door de rechtbank Groningen bevestigd. De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet voldoende had aangetoond dat de geregistreerde gegevens onjuist waren.

[appellant] had in 1999 zijn gegevens laten registreren op basis van een geboorteakte, maar verzocht in 2009 om zijn persoonsgegevens te wijzigen naar een andere naam en geboortedatum, ondersteund door nieuwe documenten. Het college van burgemeester en wethouders weigerde dit verzoek, omdat [appellant] niet had aangetoond dat de eerder geregistreerde gegevens onjuist waren. De rechtbank oordeelde dat het enkel overleggen van nieuwe documenten niet voldoende was om de wijziging te rechtvaardigen.

In hoger beroep herhaalde [appellant] zijn standpunt, maar de Raad van State bevestigde de eerdere uitspraken. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat voor wijziging van eenmaal geregistreerde gegevens in de gba onomstotelijk moet vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [appellant] niet had aangetoond dat hij dezelfde persoon was als degene die in de nieuwe documenten werd genoemd. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De beslissing van de Raad van State houdt in dat de afwijzing van het verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de gba terecht was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201004495/1/H3.
Datum uitspraak: 15 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 22 maart 2010 in zaak nr. 09/1140 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Veendam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 juni 2009 heeft het college het verzoek van [appellant] om wijziging van zijn persoonsgegevens in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de gba) afgewezen.
Bij besluit van 26 oktober 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 maart 2010, verzonden op 29 maart 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 november 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. N.B. Swart, advocaat te Groningen, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de Wet gba) worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder ede of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet gba voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
2.2. [appellant] is in 1999 op basis van een door hem overgelegde geboorteakte in de gba van de gemeente Veendam ingeschreven als [appellant], geboren te Bakoe (Azerbeidzjan) op 18 februari 1979. Op 11 mei 2009 heeft [appellant] mondeling verzocht om zijn in de gba geregistreerde persoonsgegevens te wijzigen in [naam], geboren te Ararat (Armenië) op 4 mei 1973. [appellant] heeft een gelegaliseerde geboorteakte, een rijbewijs en een paspoort overgelegd.
2.3. Het college heeft aan de in bezwaar gehandhaafde afwijzing van het verzoek van [appellant] ten grondslag gelegd dat hij met de overgelegde gegevens niet heeft aangetoond dat de eerder in de gba geregistreerde persoonsgegevens onjuist zijn.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het enkel verschaffen van de door hem overgelegde documenten onvoldoende is om zijn gegevens in de gba te wijzigen. Hij voert aan dat niet valt in te zien hoe de identiteit van een persoon beter kan worden aangetoond dan met het overleggen van een origineel rijbewijs voorzien van een foto, een origineel paspoort voorzien van een foto en een gelegaliseerde geboorteakte. Sterkere documenten om de identiteit aan te tonen bestaan volgens [appellant] niet. De conclusie van de rechtbank dat het verschaffen van de door hem overgelegde documenten onvoldoende is om aan te tonen dat hij verkeerd staat ingeschreven in de gba, maakt volgens [appellant] dat het feitelijk onmogelijk wordt een succesvol wijzigingsverzoek in te dienen. Daarnaast stelt [appellant] dat de overweging van de rechtbank dat hij gedurende een groot aantal jaren gebruik heeft gemaakt van de door hem opgegeven persoonsgegevens in het maatschappelijk en juridisch verkeer niet mag leiden tot de onmogelijkheid deze persoonsgegevens aan te passen.
2.4.1. Het betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 11 februari 2004 in zaak nr. 200304721/1 en van 9 januari 2008 in zaak nr.
200704308/1), zal voor het wijzigen van eenmaal in de gba geregistreerde gegevens, gelet op het systeem van de Wet gba, onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] met het enkel overleggen van nieuwe documenten onvoldoende heeft aangetoond dat deze documenten op hem betrekking hebben. De door [appellant] overgelegde documenten houden hieromtrent immers niets in, maar vermelden slechts gegevens omtrent een zekere [naam] waarvan [appellant] stelt dat hij die persoon is. Zolang [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij dezelfde persoon is als degene die onder de [naam] in de nieuwe documenten is genoemd, hetgeen niet onmogelijk is, staat niet onomstotelijk vast dat de in de gba met betrekking tot [appellant] geregistreerde gegevens onjuist zijn. Aan de vraag of de overgelegde documenten moeten worden aangemerkt als geldige brondocumenten is de rechtbank dan ook terecht niet toe gekomen.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het college het verzoek terecht heeft afgewezen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010
419-637.