ECLI:NL:RVS:2010:BO7352

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004549/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit gemeentelijke basisadministratie en inschrijving persoonsgegevens

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin het beroep tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag ongegrond werd verklaard. Het college had op 24 april 2009 de bijhouding van de persoonslijst van [appellant] in de gemeentelijke basisadministratie ambtshalve opgeschort met de aanduiding 'vertrokken naar onbekend'. Dit besluit werd later gewijzigd, maar het college verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond. De rechtbank bevestigde deze besluiten in haar uitspraak van 31 maart 2010.

[Appellant] stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college zich kon baseren op bevindingen van huisbezoeken en verklaringen van hem en zijn partner. Hij betoogde dat de inrichting van zijn woning zijn eigen keuze was en dat de verklaringen onjuist waren weergegeven. De rechtbank oordeelde echter dat het college op goede gronden had geconcludeerd dat [appellant] niet op het opgegeven adres woonde, en dat de wijze van inrichting van de woning relevant was voor deze beoordeling.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het college het besluit van 30 september 2009 had kunnen nemen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 december 2010.

Uitspraak

201004549/1/H3.
Datum uitspraak: 15 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 31 maart 2010 in zaak nr. 09/7294 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2009 heeft het college de bijhouding van de persoonslijst van [appellant] in de gemeentelijke basisadministratie (hierna: gba) ambtshalve opgeschort met de aanduiding "vertrokken naar onbekend".
Bij besluit van 18 mei 2009 heeft het college het besluit van 24 april 2009 gewijzigd en [appellant] opgenomen in de gba met onbekend adres.
Bij besluit van 30 september 2009 heeft het college het door [appellant] tegen deze besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 maart 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 mei 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 3 juni 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 november 2010, waar [appellant], bijgestaan door [persoon] en mr. A.M. van Kuijeren, advocaat te Delft, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Hertogs en R.H. de Roy van Zuydewijn, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder woonadres:
a. het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten.
Ingevolge dit artikel wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder adres: het woonadres.
Ingevolge artikel 47, tweede lid, eerste volzin, draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene zijn adres heeft, ambtshalve zorg voor opneming van gegevens betreffende het adres indien een ingezetene zijn adres heeft gewijzigd zonder daarvan aangifte te doen.
Ingevolge artikel 83, aanhef en onder d, wordt een beslissing van het college om ambtshalve over te gaan tot inschrijving, of tot opneming van gegevens in het geval dat inschrijving of opneming op grond van een aangifte had moeten geschieden, gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
2.2. Op 23 februari 2009 en 17 maart 2009 hebben medewerkers van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten van de gemeente Den Haag een huisbezoek afgelegd op het adres [locatie] te [plaats] (hierna: het adres). Op grond van de bevindingen tijdens deze huisbezoeken, die zijn neergelegd in verslagen van 25 februari 2009 en 17 maart 2009, heeft het college geconcludeerd dat [appellant] niet op het adres woonde en heeft het de besluiten van 24 april 2009 18 mei 2009 genomen.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich heeft kunnen baseren op de bevindingen van de twee huisbezoeken en op de door hem en zijn partner afgelegde verklaringen. Hij stelt dat de rechtbank heeft miskend dat de wijze van inrichten van een woning zijn eigen keuze is. Vanwege de omstandigheid dat de zoon van zijn toenmalige partner aan ADHD lijdt, had hij al zijn spullen in de woning verstopt. Uit deze wijze van inrichten kan volgens [appellant] niet worden opgemaakt dat hij ten tijde van belang niet op het adres woonde. Voorts heeft de rechtbank miskend dat de verklaringen van hem en zijn partner die zijn opgenomen in de verslagen onjuist zijn weergegeven. Nu enkele verklaringen zijn afgelegd tijdens of na een onaangekondigd huisbezoek, is volgens [appellant] niet uit te sluiten dat zij deze verklaringen hebben afgelegd terwijl zij dat anders niet zouden hebben gedaan.
2.4. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat het college uit de bevindingen tijdens de huisbezoeken en de door [appellant] en zijn partner afgelegde verklaringen heeft kunnen concluderen dat [appellant] ten tijde van belang niet op het adres woonde. Het feit dat het eenieder vrij staat zijn woning in te richten zoals hij dat wenst laat, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, onverlet dat het college bij beantwoording van de vraag of [appellant] op het adres woonde, belang heeft mogen hechten aan de wijze waarop de woning was ingericht. De omstandigheid dat [appellant] en zijn partner enkele van de in de verslagen opgenomen verklaringen hebben afgelegd tijdens of na een onaangekondigd huisbezoek, maakt niet dat deze verklaringen onjuist zijn weergegeven of dat de verklaringen niet zouden zijn afgelegd. Ook is niet gebleken dat de door [appellant] en zijn partner afgelegde verklaringen in de verslagen onjuist zijn weergegeven. Dat [appellant] al zijn spullen in de woning zou hebben verstopt vanwege de omstandigheid dat de zoon van zijn toenmalige partner ADHD heeft, waardoor deze bij het eerste huisbezoek niet zouden zijn gevonden, is niet aannemelijk gemaakt.
2.5. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat het college terecht het besluit van 30 september 2009 heeft genomen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010
312-591.