201000231/1/R3.
Datum uitspraak: 15 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], beiden wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], beiden wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Sint Anthonis,
verweerder.
Bij besluit van 26 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Kloostergaarde" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2010, beroep ingesteld. [appellanten sub 1] hebben hun beroep aangevuld bij brief van 4 februari 2010. [appellanten sub 2] hebben hun beroep aangevuld bij brief van 5 februari 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2010, waar [appellanten sub 1B], bijgestaan door mr. H.U. van der Zee, [appellanten sub 2], bijgestaan door mr. H.U. van der Zee, en de raad, vertegenwoordigd door P.J.A. van Laarhoven, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Stichting Pantein Wonen, vertegenwoordigd door D. Stillewacht en ing. L.A.H. van den Berg, verschenen.
2.1. Het plan heeft betrekking op een inbreidingslocatie ten zuiden van de Breestraat in Sint Anthonis. Het plan voorziet in de bouw van 43 appartementen, een winkel, een ondergrondse parkeergarage en een woongebouw ten behoeve van psychogeriatrische zorgverlening.
Het beroep van [appellanten sub 1]
2.2. [appellanten sub 1] vrezen dat de bij het plan voorziene woonbebouwing aan de overzijde van hun woning/winkel en met name het voorziene gebouw op het perceel met de bestemming "Centrum" hun woon- en leefklimaat ernstig zal aantasten. Hiertoe voeren zij aan dat het zicht vanaf de appartementen in dat gebouw op hun woning hun privacy aan zal tasten. Voorts vrezen zij dat zij door het gebruik van spiegelglas in het betreffende gebouw last zullen ondervinden van lichtweerkaatsing.
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de gevolgen van het plan voor de privacy en lichtinval aanvaardbaar zijn. Enige inkijk is er volgens de raad voor [appellanten sub 1] altijd geweest. De door [appellanten sub 1] gevreesde lichtweerkaatsing van het gebouw op het perceel met de bestemming "Centrum" is volgens de raad, evenmin onevenredig. Bovendien is hun uitvoering van de betreffende ruiten in ontspiegeld glas aangeboden.
2.2.2. Ingevolge artikel 3.2.2, aanhef en onder b, van de planregels mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'.
Blijkens de plankaart heeft het door [appellanten sub 1] bedoelde gebouw op het perceel met de bestemming "Centrum" een maximale goot- en bouwhoogte van 12, onderscheidenlijk 15 m. Er zullen acht appartementen en een winkel worden gerealiseerd.
2.2.3. De bestaande woning van [appellanten sub 1] tegenover het plangebied, aan de zuidzijde van de Lepelstraat, is met de voorgevel naar die openbare weg gericht.
Gezien voormelde bebouwingsmogelijkheden van de bestemming "Centrum" en in aanmerking nemend dat het plandeel bestemd is voor onder andere woondoeleinden, is het aannemelijk dat het plan in zoverre gevolgen voor het woon- en leefklimaat van [appellanten sub 1] meebrengt.
Gelet op de afstand van 35 m tussen de in het plan voorziene appartementen en de woning van [appellanten sub 1] heeft de raad een groter gewicht kunnen toekennen aan de belangen die gemoeid zijn met de uitvoering van het plan dan aan de aantasting van privacy die daaruit voortvloeit voor [appellanten sub 1]. De te gebruiken materialen zijn niet in het plan vastgelegd en betreffen de uitvoering van het plan. In hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad ter zake in het plan een regeling had moeten treffen.
2.3. Voorts vrezen [appellanten sub 1] voor parkeeroverlast ten gevolge van het plan. Zij stellen zich op het standpunt dat het plan ten onrechte niet zelf in de daarmee gepaard gaande parkeerbehoefte voorziet; de parkeerplaatsen buiten het plangebied mogen hier niet bij worden betrokken. Door onvoldoende aan te geven waarom het aantal parkeerplaatsen dat overblijft voor de bestaande woningen en winkels toereikend is, heeft de raad voorts in strijd gehandeld met het motiveringsbeginsel, aldus [appellanten sub 1].
2.3.1. De raad stelt dat in het plan is gerekend met de ruime gemeentelijke norm van 1,5 parkeerplaats per woning en een gemeentelijke norm van 0,5 parkeerplaats per woning voor het gedeelte met de psychogeriatrische bedden. Voor de ten gevolge van de in het plan voorziene bebouwing zullen 80 parkeerplaatsen nodig zijn, waarvan in het plangebied 70 parkeerplaatsen zijn voorzien. Verder voorziet een aantal parkeerplaatsen direct buiten het plangebied in de parkeerbehoefte van een te slopen gebouw. De aanpassing van enkele functies ter plaatse van de Lepelstraat heeft er volgens de raad toe geleid dat het aantal aanwezige parkeerplaatsen voor de bestaande bebouwing meer dan voldoende is. Daarnaast is bij de berekening van de parkeerbehoefte van het plan geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat een parkeerplaats afwisselend door meerdere personen gebruikt wordt.
2.3.2. In hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare parkeeroverlast. Door [appellanten sub 1] is niet aannemelijk gemaakt dat de parkeersituatie in de omgeving zodanig is dat de raad de in de directe omgeving vrijkomende parkeercapaciteit niet in aanmerking mocht nemen in zijn berekeningen.
2.4. Ten slotte vrezen [appellanten sub 1] voor een toename van het aantal verkeersbewegingen in de Lepelstraat. Volgens hen is onvoldoende duidelijk wat de toename is ten opzichte van het voorheen geldende plan.
2.4.1. In paragraaf 4.3.4 van de plantoelichting is een berekening weergegeven van de huidige en verwachte verkeersintensiteit. Volgens die berekening blijft de verkeersintensiteit van de Lepelstraat ruimschoots binnen de maximale intensiteit die paste bij het huidige wegtype. [appellanten sub 1] hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze berekening onzorgvuldig of onjuist is.
2.5. Hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gezien voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
Het beroep van [appellanten sub 2]
2.6. Volgens [appellanten sub 2] is in het plan ten onrechte voorzien in een psychogeriatrisch gebouw schuin achter hun winkel met daarboven hun woning. Hiertoe voeren zij aan dat deze locatie vanwege het open karakter niet voldoende veiligheid biedt voor de inwoners van het psychogeriatrisch gebouw. Voorts biedt het nabijgelegen bejaardenhuis op de locatie Op 't Hoogveld volgens hen meer veiligheid en voor bewoners benodigde voorzieningen.
[appellanten sub 2] betogen voorts dat het psychogeriatrisch gebouw een aantasting van hun privacy en uitzicht met zich brengt. Een en ander klemt te meer waar hun woning zich op de eerste etage bevindt waardoor afschermend groen slechts beperkt van nut is.
2.6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de in het plan opgenomen locatie aan de Kolonel Silvertoplaan de voorkeur verdient boven andere locaties, nu in de directe omgeving van het plangebied voorzieningen voor de bewoners van het psychogeriatrisch gebouw en hun bezoekers voorhanden zijn.
Verder stelt de raad zich op het standpunt dat de in het plan gehanteerde afstandsmaten gebruikelijk zijn in het centrum van Sint Anthonis. Om de privacy van [appellanten sub 2] te waarborgen, zullen gevelopeningen tegenover de bestaande achtergevel van [appellanten sub 2] worden vermeden. Voorts zullen de huiskamers elders komen en georiënteerd zijn op het park. Het resterende gebruik van de ruimtes als slaapkamers is niet zodanig dat van een inbreuk op de privacy kan worden gesproken, aldus de raad. Ten slotte is aangeboden de reeds bestaande beplanting uit te breiden ten behoeve van de privacy van [appellanten sub 2].
2.6.2. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Anders dan [appellanten sub 2] betogen, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad de door hen genoemde alternatieve locatie dan wel andere alternatieve locaties niet of onvoldoende in zijn besluitvorming heeft betrokken. De beslissing van de raad om de uitbreiding op de onderhavige locatie in het hart van Sint Anthonis planologisch mogelijk te maken, berust op een bewuste, nader onderbouwde keuze.
Dit laat onverlet dat ook de wijze van invulling van de locatie dient te berusten op een afweging van alle daarbij betrokken belangen. In dit verband is van belang dat het woongebouw slechts gedeeltelijk achter de woning van [appellanten sub 2] is gesitueerd, waarbij de raad overigens ter zitting nogmaals heeft aangegeven dat de bereidheid bestaat om in overleg met [appellanten sub 2] ook hoogopgaande tussenliggende beplanting aan te brengen tussen het woongebouw en de woning van [appellanten sub 2]. Ook is onweersproken de stelling van de raad dat de afstand van de op te richten bebouwing tot de winkel en woning van [appellanten sub 2] van ongeveer 10 m in dezelfde orde van grootte is als de afstanden tussen de overige gebouwen in het centrum van Sint Anthonis. Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het plan op de privacy van [appellanten sub 2] een onaanvaardbare inbreuk maakt of dat anderszins onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen.
2.7. In hetgeen [appellanten sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010