201003178/1/R3.
Datum uitspraak: 22 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], wonend te Oisterwijk,
2. [appellant sub 2], wonend te Oisterwijk,
de raad van de gemeente Oisterwijk,
verweerder.
Bij besluit van 11 februari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Gemullehoekenweg 75" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 1 april 2010 en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2010, beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [kinderdagverblijf] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[kinderdagverblijf] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 17 november 2010.
2.1. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor een kinderdagverblijf op het perceel Gemullehoekenweg 75 te Oisterwijk.
2.2. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad er ten onrechte vanuit gaat dat de bestemming en de nadere aanduiding voor het perceel het gebruik beperken tot het gebruik als kinderdagverblijf.
2.2.1. Ingevolge artikel 1.12, voor zover van belang, van de planregels wordt onder "maatschappelijk" verstaan: het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder kinderopvang en naschoolse opvang.
Ingevolge artikel 3.1, zijn de voor maatschappelijk aangewezen gronden bestemd voor
a. het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening;
b. ter plaatse van de nadere aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' een kinderdagverblijf met buitenschoolse opvang.
Gelet op de begripsomschrijving in artikel 1.12, waaruit volgt dat kinderopvang reeds is begrepen in de bestemming "Maatschappelijk", is de enig mogelijke uitleg van artikel 3.1 dat met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-kinderopvang' is beoogd het gebruiksdoel te beperken tot een kinderdagverblijf met buitenschoolse opvang. Het betoog faalt.
2.3. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het plan ten onrechte een kleinere afstand mogelijk maakt tussen het kinderdagverblijf en woningen dan op grond van de brochure Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de brochure) wordt aanbevolen. Hiertoe voeren zij aan dat de raad er ten onrechte vanuit gaat dat van de in de brochure voorgeschreven richtafstandnorm van 30 meter kan worden afgeweken nu de raad geen rekening houdt met de geluidsbelasting aan de achterzijde van de woningen aan de Gemullehoekenweg […]. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] betogen voorts dat het plan het kinderdagverblijf mogelijk maakt op een afstand van minder dan 10 meter van woningen zodat ook niet voldaan wordt aan de door de raad gehanteerde richtafstandnorm van 10 meter.
2.3.1. De raad stelt dat door de aanwezigheid van het tankstation en de wasstraat bij de woningen geen sprake is van een woongebied maar van een gemengd gebied. De raad betoogt dat in dat geval de richtafstandnorm 10 meter en niet 30 meter is. Voorts stelt de raad dat deze richtafstandnorm richting de woningen in zeer beperkte mate wordt overschreden.
2.3.2. De Afdeling stelt vast dat de raad zich heeft gebaseerd op de aanbevolen afstanden in de brochure. In de brochure is bepaald dat bij het omgevingstype rustige woonwijk een afstand van 30 meter in acht moet worden genomen tussen woonbebouwing en categorie 2 bedrijven. De brochure bepaalt dat een kinderdagverblijf een categorie 2 bedrijf is. Volgens de brochure is bij het omgevingstype gemengd gebied een correctie van één afstandsstap lager mogelijk voor het aspect geluid. Dit betekent dat in gemengd gebied een afstand van 10 meter kan worden aangehouden tussen een categorie 2 bedrijf en in het gemengde gebied gelegen woningen. In de brochure wordt rustige woonwijk omschreven als: "een woonwijk volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor." Onder gemengd gebied wordt in de brochure verstaan: "gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven."
2.3.3. De afstand tussen de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" en de gevel van de woningen aan de Gemullehoekenweg […] en de [locatie] bedraagt onderscheidenlijk 2 meter en 8 meter. Uit de plantoelichting blijkt dat het gebouw waar het kinderdagverblijf is voorzien, staat aan een doodlopende straat die het plangebied en drie vrijstaande woningen ontsluit. Uit de plantoelichting blijkt dat de woningen staan in een woongebied en worden begrensd door stedelijk groen en de Essche Stroom. Het woongebied valt binnen het bestemmingsplan "Woongebied Zuid-Oost." Uit de nota van zienswijzen lijkt te volgen dat de raad zich op het standpunt stelt dat het kinderdagverblijf in een woonomgeving zal komen te liggen.
2.3.4. Gelet op het voorgaande stelt de raad zich ten onrechte op het standpunt dat het plan in een gemengd gebied ligt. De nabijheid van een tankstation met wasstraat maakt dit niet anders, nu in het gebied alleen het tankstation een andere functie heeft dan wonen. Nu de raad bij zijn besluit is uitgegaan van een onjuiste typering, ontvalt ook de grondslag om vanwege de typering van het gebied als gemengd gebied de in acht te nemen afstanden op grond van de brochure met één afstandsstap te corrigeren. In beginsel dient daarom een afstand van 30 meter te worden aangehouden.
Dit laat onverlet dat de in de brochure opgenomen afstanden indicatief zijn en dat afwijking hiervan in verband met de specifieke omstandigheden van het betrokken gebied mogelijk is met dien verstande dat een afwijking zorgvuldig dient te zijn voorbereid en deugdelijk gemotiveerd.
2.3.5. De raad betoogt in dat verband dat uit akoestisch onderzoek is gebleken dat het geluidsniveau van spelende kinderen voor de omliggende percelen acceptabel is door de aanwezigheid van een 2 meter hoge tuinmuur rondom de buitenruimte achter het pand op het perceel. De raad voert aan dat in geval uit onderzoek zou blijken dat aanvullende geluidsafschermende maatregelen nodig zijn, [kinderdagverblijf] bereid is deze te treffen.
2.3.6. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat het akoestisch onderzoek onjuist is uitgevoerd nu geen rekening is gehouden met spelende kinderen direct achter het kinderdagverblijf. Voorts betogen zij dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat geen aanvullende geluidsafschermende maatregelen nodig zijn.
2.3.7. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat aanvullende geluidsafschermende maatregelen moeten worden getroffen. Uit het akoestisch onderzoek blijkt voorts dat het geluidsafschermende scherm 2 meter hoog moet zijn om aan de geluidseisen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer te voldoen.
2.3.8. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt dat het treffen van de in het geluidsrapport voorgestane aanvullende akoestische maatregelen, bijvoorbeeld door het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de planregels, voldoende is verzekerd. De enkele bereidheid van [kinderdagverblijf] om deze geluidsschermen te plaatsen of om de reeds bestaande muren langs de tuin van het perceel te verhogen tot een hoogte van 2 meter is niet voldoende. Gelet hierop is de afwijking van de brochure niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd.
2.4. In hetgeen [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering en is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 en artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
2.5. Gezien het bovenstaande behoeven de beroepen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] voor het overige geen bespreking.
2.6. De raad dient ten aanzien van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Oisterwijk van 11 februari 2010, raadsvoorstel nr. 10/10;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Oisterwijk tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de raad van de gemeente Oisterwijk tot vergoeding van bij [appellanten sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Oisterwijk aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt, als volgt:
€ 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 2];
€ 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellanten sub 1], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2010