ECLI:NL:RVS:2010:BO8282

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007171/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing locaties voor ondergrondse inzamelvoorzieningen door het college van burgemeester en wethouders van Castricum

In deze zaak gaat het om de aanwijzing van locaties voor ondergrondse inzamelvoorzieningen voor papier en glas door het college van burgemeester en wethouders van Castricum. Bij besluit van 7 juli 2009 zijn de locaties LI01G en LI02P, gelegen nabij de kruising van de Hogeweg en de Burgemeester Nieuwenhuijsenstraat te Limmen, aangewezen. Dit besluit is op 6 mei 2010 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft de appellant, die in de uitspraak als [appellant] wordt aangeduid, beroep ingesteld bij de Raad van State, na doorzending door de rechtbank Alkmaar, op 26 juli 2010. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer.

De zitting vond plaats op 18 november 2010, waar de appellant in persoon aanwezig was. De Afdeling moest zich buigen over de vraag of de appellant nog procesbelang had bij de behandeling van het beroep, aangezien het college op 7 september 2010 het eerdere besluit van 7 juli 2009 had ingetrokken. De appellant heeft zijn beroep voortgezet met de reden druk te willen zetten op het college om nieuwe locaties aan te wijzen. De Afdeling oordeelde dat dit belang geen procesbelang opleverde voor een inhoudelijke beoordeling van het ingetrokken besluit. Aangezien het besluit van 7 juli 2009 was ingetrokken, had de appellant bereikt wat hij met zijn beroep kon bewerkstelligen, en er was geen procesbelang meer voor een inhoudelijke beoordeling.

Daarom verklaarde de Afdeling het beroep niet-ontvankelijk. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 22 december 2010.

Uitspraak

201007171/1/M1.
Datum uitspraak: 22 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Castricum,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2009 heeft het college, voor zover hier van belang, de locaties LI01G en LI02P, gelegen nabij de kruising van de Hogeweg en de Burgemeester Nieuwenhuijsenstraat te Limmen, gemeente Castricum, aangewezen als locatie voor ondergrondse inzamelvoorzieningen voor papier en glas. Dit besluit is op 6 mei 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State na doorzending door de rechtbank Alkmaar ingekomen op 26 juli 2010, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2010, waar [appellant], in persoon, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling ziet zich gesteld voor de vraag of [appellant] nog procesbelang heeft bij de behandeling van het beroep.
Bij besluit van 7 september 2010 heeft het college het besluit van 7 juli 2009, voor wat betreft de aanwijzing van de locaties LIO1G en LIO2P, gelegen nabij de kruising van de Hogeweg en de Burgemeester Nieuwenhuijsenstraat te Limmen, als locatie voor ondergrondse inzamelvoorzieningen voor papier en glas, ingetrokken. [appellant] heeft zijn beroep desondanks voortgezet. Ter zitting heeft hij hiervoor uitsluitend als reden aangedragen druk te willen zetten op het college om tot besluitvorming over de aanwijzing van nieuwe locaties over te gaan. Dit belang van [appellant], wat daar ook van zij, levert geen belang op bij een inhoudelijke beoordeling van het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep. Nu het besluit van 7 juli 2009 is ingetrokken, heeft [appellant] bereikt wat hij door het instellen van zijn beroep kon bewerkstelligen. Niet is gebleken dat [appellant] nog enig procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van dat - inmiddels ingetrokken - besluit.
2.2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
Het lid van de enkelvoudige kamer w.g. Plambeck
is verhinderd de uitspraak ambtenaar van staat
te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2010
159-678.