ECLI:NL:RVS:2010:BO8335

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002400/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • W. Konijnenbelt
  • K.J.M. Mortelmans
  • J.J. den Broeder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen uitbreiding minicamping De Heksenketel te Veere

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de commanditaire vennootschap Haflingerhof De Heksenketel C.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg. De rechtbank had op 28 januari 2010 het bezwaar van De Heksenketel tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Veere niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een verzoek tot uitbreiding van de minicamping van vijf naar vijftien toeristische standplaatsen, dat op 29 augustus 2006 was ingediend. Het college had als voorwaarde gesteld dat er een landbouwschuur moest worden gerealiseerd en dat er paardenhouderij-activiteiten moesten worden uitgevoerd voordat gebruik kon worden gemaakt van de principetoestemming.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 december 2010 geoordeeld dat De Heksenketel wel degelijk belanghebbende is bij het besluit van 31 oktober 2006, omdat het verzoek om uitbreiding mede door haar is ingediend. De rechtbank had ten onrechte overwogen dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college de proceskosten van De Heksenketel moest vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met bezwaren van betrokken partijen.

Uitspraak

201002400/1/H3.
Datum uitspraak: 22 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de commanditaire vennootschap Haflingerhof De Heksenketel C.V. (hierna: De Heksenketel), gevestigd te Veere,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) van 28 januari 2010 in zaak nr. 09/965 in het geding tussen:
De Heksenketel
en
het college van burgemeester en wethouders van Veere (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2006 heeft het college ingestemd met een verzoek van 29 augustus 2006 om uitbreiding van minicamping De Heksenketel te Veere van vijf naar vijftien toeristische standplaatsen. Het college heeft hieraan de voorwaarde verbonden dat van deze principetoestemming, alsmede van de eerder verleende ontheffing, eerst gebruik kan worden gemaakt als op het perceel van de minicamping een landbouwschuur is gerealiseerd en paardenhouderij-activiteiten worden uitgevoerd.
Bij besluit van 28 oktober 2009 heeft het college het door De Heksenketel tegen het besluit van 31 oktober 2006 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 28 januari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door De Heksenketel daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 28 oktober 2009 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft De Heksenketel bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 9 april 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Heksenketel heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2010, waar De Heksenketel, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. M.W. Dieleman, advocaat te Middelburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. U.T. Hoekstra, advocaat te Middelburg, en mr. B.A.M. Suijkerbuijk, werkzaam bij de gemeente Veere, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de per 1 januari 2008 vervallen Wet op de openluchtrecreatie (hierna: de Wor) was het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een kampeerterrein te houden.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, konden burgemeester en wethouders van het verbod, bedoeld in het eerste lid, vrijstelling of ontheffing verlenen voor het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste tien kampeermiddelen.
Ingevolge het derde lid konden burgemeester en wethouders, in afwijking van het tweede lid, onderdeel a, voor ten hoogste de periode van 15 maart tot en met 31 oktober in elk kalenderjaar het aantal toe te laten kampeermiddelen verhogen tot ten hoogste vijftien.
2.2. Het hoger beroep richt zich tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 28 oktober 2009 in stand blijven en voor zover het college daarbij is veroordeeld tot vergoeding van de bij De Heksenketel opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00.
2.3. Bij besluit van 4 april 2006 heeft het college krachtens artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet op de openluchtrecreatie aan [ontheffinghouder] ontheffing verleend voor het exploiteren van vijf toeristische standplaatsen op minicamping De Heksenketel.
Bij besluit van 31 oktober 2006 heeft het college onder voorwaarden ingestemd met een verzoek van 29 augustus 2006 om uitbreiding van de minicamping van vijf naar vijftien toeristische standplaatsen.
Bij brief van 2 november 2006 heeft [gemachtigde] namens [ontheffinghouder] en De Heksenketel bezwaar gemaakt tegen laatstgenoemd besluit.
Bij besluit van 4 juli 2007 heeft het college het door [ontheffinghouder] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 4 juni 2009 in zaak nr. 07/633 heeft de rechtbank het door De Heksenketel tegen het besluit van 4 juli 2007 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat nog geen besluit was genomen op het door De Heksenketel gemaakte bezwaar. Verder heeft de rechtbank in die uitspraak het beroep van [ontheffinghouder] gegrond verklaard, het besluit van 4 juli 2007 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Bij brief van 3 augustus 2009 is het bezwaar ingetrokken voor zover het was gemaakt door [ontheffinghouder].
Bij besluit van 28 oktober 2009 heeft het college het bezwaar van De Heksenketel niet-ontvankelijk verklaard. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het verzoek van 29 augustus 2006 is gedaan door [ontheffinghouder], zodat reeds daarom niet valt in te zien dat of waarom De Heksenketel belanghebbende zou zijn. Verder heeft het college daaraan ten grondslag gelegd dat de ontheffing van 4 april 2006 aan [ontheffinghouder] was verleend, zodat ook niet valt in te zien dat of waarom De Heksenketel belang zou hebben bij uitbreiding.
2.4. De rechtbank heeft in haar thans bestreden uitspraak overwogen dat het besluit van 4 april 2006 is gericht aan [ontheffinghouder], dat in de brief van 29 augustus 2006 niet is vermeld namens wie het daarin vervatte verzoek is gedaan, dat laatstgenoemde brief een vervolg is op het besluit van 4 april 2006 en dat het college er daarom van uit mocht gaan dat het verzoek door [ontheffinghouder] is ingediend. Verder heeft de rechtbank overwogen dat het feit dat het verzoek van 29 augustus 2006 niet mede door De Heksenketel is gedaan, niet betekent dat zij geen belang heeft bij het besluit dat op dat verzoek is genomen. Omdat het college het voorgaande niet in het besluit van 28 oktober 2009 heeft betrokken, is dat besluit naar het oordeel van de rechtbank in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat uit een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel kan worden afgeleid dat De Heksenketel, als exploitant van de minicamping, een rechtens te respecteren belang heeft bij het besluit van 31 oktober 2006 en dat niet kan worden gezegd dat De Heksenketel als gevolg van het feit dat [ontheffinghouder] haar bezwaar heeft ingetrokken geen belang meer heeft bij genoemd besluit. Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat De Heksenketel onvoldoende heeft aangetoond dat zij een afzonderlijk, van [ontheffinghouder] te onderscheiden, belang heeft bij het besluit van 31 oktober 2006, zodat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.5. De Heksenketel betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Heksenketel voert aan dat zij wel belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is bij het besluit van 31 oktober 2006. Daartoe voert zij allereerst aan dat het verzoek van 29 augustus 2006, dat heeft geleid tot het besluit van 31 oktober 2006, mede namens De Heksenketel is gedaan. In de tweede plaats voert zij aan dat zij als exploitant van de minicamping de meest directe belanghebbende is bij het besluit van 31 oktober 2006, onder meer omdat de aan dat besluit verbonden voorwaarden hebben geleid tot een gedeeltelijke beëindiging van de exploitatie van de minicamping en daardoor tot een vermindering van haar inkomsten.
2.5.1. Het besluit van 4 april 2006 is genomen na een daartoe strekkend verzoek van 26 juli 2005 van [ontheffinghouder] en De Heksenketel. Dit besluit is op naam van [ontheffinghouder] gesteld. De Heksenketel heeft aannemelijk gemaakt dat het college ontheffingen op grond van de Wor altijd op naam van natuurlijke personen stelde, omdat de ontheffinghouder persoonlijk op de camping woonachtig diende te zijn.
Het verzoek van 29 augustus 2006 tot uitbreiding van de minicamping is ingediend door [gemachtigde]. Destijds was hij bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cyclon B.V., welke vennootschap bestuurder was van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid b.v. De Heksenketel Veere, welke op haar beurt bestuurder was van De Heksenketel. Gelet op dit bestuurderschap moet [gemachtigde] worden geacht het uitbreidingsverzoek namens De Heksenketel te hebben gedaan. Nu de ontheffing waarvan uitbreiding werd gevraagd op naam van [ontheffinghouder] is gesteld en blijkens het briefhoofd van het uitbreidingsverzoek aan haar een kopie van dat verzoek is verzonden, moet [gemachtigde] worden geacht het uitbreidingsverzoek ook namens haar te hebben gedaan. Het besluit van 31 oktober 2006 is verzonden aan [gemachtigde], die vervolgens tegen dat besluit namens [ontheffinghouder] en De Heksenketel bezwaar heeft gemaakt.
De Afdeling is, het voorgaande in samenhang bezien, van oordeel dat het verzoek om uitbreiding van de minicamping mede door De Heksenketel is ingediend. Daarom is haar belang rechtstreeks bij het op dat verzoek genomen besluit van 31 oktober 2006 betrokken. De Heksenketel is derhalve belanghebbende bij dat besluit in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte overwogen dat het college haar bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dat [ontheffinghouder] haar bezwaar heeft ingetrokken is geen grond voor een ander oordeel, aangezien dit onverlet laat dat het college inhoudelijk diende te beslissen op het bezwaar voor zover dat was gemaakt door De Heksenketel.
Het betoog slaagt.
2.6. De Heksenketel heeft de beroepsgrond omtrent de vergoeding van verletkosten ter zitting bij de Afdeling ingetrokken. Derhalve behoeft deze grond geen bespreking.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 28 oktober 2009 in stand blijven.
2.8. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 28 januari 2010 in zaak nr. 09/965, voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 28 oktober 2009 in stand blijven;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Veere tot vergoeding van bij de commanditaire vennootschap Haflingerhof De Heksenketel C.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.201,05 (zegge: twaalfhonderdeen euro en vijf cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Veere aan de commanditaire vennootschap Haflingerhof De Heksenketel C.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 447,00 (zegge: vierhonderdzevenenveertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Den Broeder
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2010
176-640.