ECLI:NL:RVS:2010:BO8341

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007458/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing revisievergunning voor toegepast onderzoek in de lucht- en ruimtevaartsector te Amsterdam

Op 21 juni 2010 verleende het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland aan de stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) een revisievergunning voor een inrichting voor toegepast onderzoek in de lucht- en ruimtevaartsector, gelegen aan de Anthony Fokkerweg 2 te Amsterdam. Dit besluit werd op 2 juli 2010 ter inzage gelegd. NLR heeft op 2 augustus 2010 beroep ingesteld tegen dit besluit bij de Raad van State. De zaak werd door een meervoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak verwezen naar een enkelvoudige kamer, die de zaak op 18 november 2010 ter zitting behandelde. NLR werd vertegenwoordigd door mr. H.O. Gorter, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. R.T. de Grunt, H.J. Janssen, en ing. C.J. Groot, allen werkzaam bij de provincie.

NLR betoogde dat de woonboten in de nabijheid van de inrichting geen geluidgevoelige objecten zijn volgens de Wet geluidhinder, en dat het college ten onrechte deze woonboten als zodanig had aangemerkt in het bestreden besluit. NLR stelde dat de overwegingen van het college in het besluit niet correct waren en vroeg om aanpassing van de tekst. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de overwegingen in het bestreden besluit geen rechtsgevolgen in het leven roepen en daarom niet vatbaar zijn voor beroep. Het beroep van NLR werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 22 december 2010.

Uitspraak

201007458/1/M1.
Datum uitspraak: 22 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (hierna: NLR), gevestigd te Amsterdam,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2010 heeft college aan NLR een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor het verrichten van toegepast onderzoek voor de lucht- en ruimtevaartsector op het perceel Anthony Fokkerweg 2 te Amsterdam. Dit besluit is op 2 juli 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft NLR bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 augustus 2010, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2010, waar NLR, vertegenwoordigd door mr. H.O. Gorter, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.T. de Grunt, H.J. Janssen, en ing. C.J. Groot, allen werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in art. 1.2, tweede lid van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de vergunning voor de inwerkingtreding van de Wabo niet onherroepelijk was.
2.2. NLR wijst in haar beroep op de omstandigheid dat haar inrichting is gelegen op gezoneerd industrieterrein 'Schinkel' en dat zich in de onmiddellijke nabijheid drie woonboten bevinden. NLR betoogt dat woonboten gelegen op een gezoneerd industrieterrein geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder zijn en evenmin anderszins bescherming tegen geluidoverlast toekomen. In het licht hiervan stelt NLR moeite te hebben met de overweging van het college in het bestreden besluit, als reactie op haar zienswijze, dat woonboten wel als geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet milieubeheer moeten worden beschouwd en daarom een bepaalde mate van bescherming tegen geluidoverlast toekomen. Door het opnemen van controlepunten zou naar het oordeel van het college indirect een toereikend beschermingsniveau aan de woonboten worden geboden. NLR meent dat de desbetreffende passage in de overwegingen van het bestreden besluit moet worden vervangen door de in haar zienswijze voorgestelde tekst of een andere tekst met dezelfde strekking.
2.3. Het beroep is gericht tegen de in het bestreden besluit opgenomen overwegingen. De overwegingen dienen ter motivering van het besluit, maar roepen op zichzelf geen rechtsgevolgen in het leven. Deze overwegingen zijn als zodanig niet voor beroep vatbaar. Het daartegen ingestelde beroep is ongegrond.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
Het lid van de enkelvoudige kamer w.g. Plambeck
is verhinderd de uitspraak ambtenaar van staat
te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2010
159-678.