ECLI:NL:RVS:2010:BO9154

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009467/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving van bewoning opstal te Alkmaar

Op 21 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar geweigerd handhavend op te treden tegen de bewoning van een opstal aan de [locatie] te Alkmaar. Dit besluit leidde tot een rechtszaak, waarbij op 19 augustus 2010 de rechtbank Alkmaar het beroep van [verzoekers] gegrond verklaarde en het college opdroeg een nieuw besluit te nemen. Tegen deze uitspraak heeft [wederpartij] hoger beroep ingesteld. Op 1 november 2010 heeft het college het bezwaar van [verzoekers] gegrond verklaard en besloten een handhavingstraject te starten, maar nog niet tot handhavend optreden over te gaan in afwachting van de beslissing op het hoger beroep.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 december 2010 het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Tijdens de zitting waren zowel [verzoekers] als het college vertegenwoordigd. De voorzitter oordeelde dat het college gebrekkig had besloten door niet expliciet de weigering tot handhavend optreden te herroepen. Dit leidde tot de voorlopige voorziening dat het college binnen vier weken de gebreken van het besluit van 1 november 2010 moest herstellen.

Daarnaast werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [verzoekers] tot een bedrag van € 902,05, en moest het griffierecht van € 224,00 vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 23 december 2010.

Uitspraak

201009467/2/H1.
Datum uitspraak: 23 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoekers], wonend te [woonplaats], om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb) hangende het hoger beroep van:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 19 augustus 2010 in zaak nr. 08/3199 in het geding tussen onder meer:
[verzoekers] wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2008 heeft het college geweigerd handhavend op te treden tegen de bewoning van de opstal aan de [locatie] te Alkmaar.
Bij besluit van 17 september 2008 heeft het college het door onder meer [verzoekers] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 augustus 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door onder meer [verzoekers] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 17 september 2008 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit dient te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft [wederpartij] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 28 oktober 2010.
Bij brief van 23 september 2010 heeft het college het door [verzoekers] gemaakte bezwaar gegrond verklaard.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 2010, hebben [verzoekers] daartegen beroep ingesteld.
Tevens hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij herzieningsbesluit van 1 november 2010 heeft het college het door [verzoekers] gemaakte bezwaar gegrond verklaard en besloten een handhavingstraject te starten conform de Awb, maar de vooraanschrijving handhaving nog niet te versturen in afwachting van de beslissing op het hoger beroep.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 december 2010, waar [een der verzoekers], bijgestaan door mr. P.G. Wemmers, advocaat te Alkmaar, en het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar, vertegenwoordigd door S. Groothuis, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [wederpartij], bijgestaan door mr. drs. L.T. van Eyk van Heslinga, advocaat te Alkmaar, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college ten onrechte heeft overwogen dat handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat daarvan in dit geval behoort te worden afgezien. In het licht van deze uitspraak heeft het college bij besluit van 1 november 2010 de bezwaren van [verzoekers] alsnog gegrond verklaard en het primaire besluit tot weigering handhavend op te treden impliciet herroepen door te besluiten een handhavingstraject te starten. Het college heeft daarbij echter besloten nog niet tot handhavend optreden over te gaan, omdat [wederpartij] tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep heeft ingesteld en voorkomen dient te worden dat een onomkeerbare situatie ontstaat alvorens op dat hoger beroep is beslist. De omstandigheid dat hoger beroep is ingesteld, vormt echter geen reden om van handhavend optreden af te zien. Voorts valt niet in te zien dat door handhavend optreden in dit geval een onomkeerbare situatie zou kunnen ontstaan. Nu bij het besluit van 1 november 2010 de weigering handhavend op te treden niet uitdrukkelijk is herroepen en voorts daarvoor geen nieuw besluit in de plaats is gesteld, is sprake van gebrekkige besluitvorming in strijd met artikel 7:11 van de Awb. Gelet op de betrokken belangen ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.3. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar binnen vier weken na verzending van deze uitspraak de gebreken van het besluit van 1 november 2010, kenmerk BZ/2008/9818/11780 herstelt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 902,05 (zegge: negenhonderdtwee euro en vijf cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 224,00 (zegge: tweehonderdvierentwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2010
392.