201003531/1/M1 en andere nrs.
Datum uitspraak: 29 december 2010
201003531/1/M1 201005340/1/M1 201005399/1/M1 201005400/1/M1
201005401/1/M1 201005414/1/M1 201005416/1/M1 201005424/1/M1
201005427/1/M1 201005430/1/M1 201005432/1/M1 201005438/1/M1
201005443/1/M1 201005444/1/M1 201005445/1/M1 201005447/1/M1
201005452/1/M1 201005456/1/M1 201005465/1/M1 201005468/1/M1
201005471/1/M1 201005476/1/M1 201005478/1/M1 201005479/1/M1
201005481/1/M1
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de minister van Economische Zaken, thans de minister van Infrastructuur en Milieu en de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
verweerders.
Bij besluit van 30 maart 2010 hebben de ministers voor de uitstoot van CO2 in de planperiode 2008 tot en met 2012 voor de jaren 2010, 2011 en 2012 broeikasgasemissierechten toegewezen voor de inrichting Corus Staal B.V., gevestigd te Velsen, als nieuwkomer. Dit besluit is op 30 maart 2010 aan belanghebbenden toegezonden; de kennisgeving is op 14 april 2010 gepubliceerd (Strcrt. 2010, nr. 5666).
Tegen dit besluit heeft Enecogen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2010, beroep ingesteld.
Bij besluiten van 21 april 2010 hebben de ministers voor de uitstoot van CO2 in de planperiode 2008 tot en met 2012 voor de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 broeikasgasemissierechten toegewezen voor de inrichtingen Sloe Centrale B.V., gevestigd te Vlissingen, [belanghebbende A], gevestigd te [plaats], Ropa B.V., gevestigd te De Kwakel, J.S.E. B.V., gevestigd te Grubbenvorst, Marjoland B.V., gevestigd te Waddinxveen, [belanghebbende B], gevestigd te [plaats], Kwekerij Het Kraaijennest B.V., gevestigd te Andijk, [belanghebbende C], gevestigd te [plaats], [belanghebbende D], gevestigd te [plaats], [belanghebbende E], gevestigd te [plaats], [belanghebbende F], gevestigd te [plaats], Wijnen Paprika's Californië B.V., gevestigd te Grubbenvorst, [belanghebbende G], gevestigd te [plaats], Electrabel HWC Almere, gevestigd te Almere, Suiker Unie, gevestigd te Dinteloord, Red Harvest B.V., gevestigd te Middenmeer, Nieuwe Tuinen B.V., gevestigd te De Lier, [belanghebbende H], gevestigd te [plaats], [belanghebbende I], gevestigd te [plaats], AKW Energy B.V., gevestigd te Waddinxveen, Kwekerij 4Evergreen, gevestigd te Sint Annaland, [belanghebbende J], gevestigd te [plaats], Sweet Point Middenmeer B.V., gevestigd te Middenmeer en [belanghebbende K], gevestigd te [plaats], als nieuwkomers. Deze besluiten zijn op 21 april 2010 aan belanghebbenden toegezonden; de kennisgeving is op 21 april 2010 gepubliceerd (Strcrt. 2010, nr. 6047).
Tegen deze besluiten heeft Enecogen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juni 2010, beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Enecogen, de ministers, Sloe Centrale en Suiker Unie hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaken gevoegd ter zitting behandeld op 16 november 2010, waar Enecogen, vertegenwoordigd door mr. M.J.J. van Beuge en mr. J. Tjallingii, advocaten te Amsterdam, ir. C.J. Rameau en T. Leijn, en de ministers, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. van Slijpe, mr. J.P.J. Geurts, ir. P. Kroon, drs. P.T.M. van Slobbe en ir. R.E. van den Berg van Saparoea, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting Corus, vertegenwoordigd door mr. N.H. van den Biggelaar, advocaat te Amsterdam, drs. C. Pietersen en mr. M. Verweij, Sloe Centrale, vertegenwoordigd door mr. L.A.J. Spaans en mr. H.C. van Geen, advocaten te Amsterdam, en J. Wolters, Suiker Unie, vertegenwoordigd door mr. J.R. van Angeren, advocaat te Amsterdam, en A. Backx, Ropa, [belanghebbende F], Wijnen, [belanghebbende G], Red Harvest, [belanghebbende H], [belanghebbende I], 4Evergreen, [belanghebbende J] en [belanghebbende K], vertegenwoordigd door A.A. Hanemaaijer en H. Bax, als partij gehoord.
2.1. De Afdeling heeft de beroepen vanwege de onderlinge samenhang gevoegd behandeld.
2.2. Artikel 16.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de ministers gezamenlijk een plan vaststellen waarin voornemens zijn opgenomen met betrekking tot de toewijzing van broeikasgasemissierechten.
Ingevolge artikel 16.25, eerste lid, aanhef en onder a, bevat het nationale toewijzingsplan ten minste een aanduiding van het totale aantal broeikasgasemissierechten dat de ministers voornemens zijn voor de planperiode toe te wijzen.
Ingevolge artikel 16.25, tweede lid, aanhef en onder a, kan het nationale toewijzingsplan tevens een aanduiding bevatten van het gedeelte van het totale aantal broeikasgasemissierechten, bedoeld in het eerste lid, onder a, dat beschikbaar wordt gehouden om te kunnen worden toegewezen voor een of meer daarbij aangegeven categorieën van inrichtingen waarvoor een vergunning is vereist krachtens artikel 16.5, eerste lid, indien deze vergunning nog niet is verleend op het moment dat het plan overeenkomstig artikel 9, eerste lid, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europese Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/161/EG van de Raad (PB 2003 L 275) aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen is toegezonden.
Ingevolge artikel 16.32, eerste lid, is dit artikel van toepassing indien in het nationale toewijzingsplan broeikasgasemissierechten beschikbaar worden gehouden voor toewijzing voor inrichtingen als bedoeld in artikel 16.25, tweede lid, aanhef en onder a.
Ingevolge het tweede lid beslissen de ministers gezamenlijk, op verzoek van degene die een inrichting als bedoeld in het eerste lid drijft, over de toewijzing van broeikasgasemissierechten als bedoeld in het eerste lid voor de desbetreffende planperiode.
Ingevolge het derde lid wordt bij het nemen van een besluit krachtens het tweede lid het betrokken nationale toewijzingsplan, voor zover het betreft de beschrijving van de manier waarop de ministers voornemens zijn broeikasgasemissierechten toe te wijzen, alsmede het betrokken nationale toewijzingsbesluit, voor zover het betreft de aanduiding van het gedeelte van het totale aantal broeikasgasemissierechten dat beschikbaar wordt gehouden om in de planperiode te kunnen worden toegewezen voor inrichtingen als bedoeld in artikel 16.25, tweede lid, in acht genomen.
Ingevolge het vierde lid wordt een verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten als bedoeld in het eerste lid afgewezen voorzover door toewijzing van die rechten het totale aantal broeikasgasemissierechten dat voor de toewijzing aan de in het betrokken nationale toewijzingsplan aangegeven categorie van inrichtingen als bedoeld in het eerste lid waartoe de inrichting behoort, in de betrokken planperiode ten hoogste beschikbaar is, zou worden overschreden.
Ingevolge artikel 16.33, eerste lid, worden verzoeken om toewijzing van broeikasgasemissierechten als bedoeld in artikel 16.32, tweede lid, die na 1 september van een kalenderjaar zijn ingediend, op 1 september van het daarop volgende kalenderjaar in behandeling genomen.
Ingevolge artikel 20.2, eerste lid, voor zover hier van belang, kan tegen een besluit op grond van deze wet een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3. Bij de door Enecogen bestreden besluiten hebben de ministers broeikasgasemissierechten toegewezen voor 25 inrichtingen als nieuwkomers voor de planperiode 2008 tot en met 2012.
Enecogen vreest dat mede door de bestreden besluiten het nieuwkomersdepot van broeikasgasemissierechten zal zijn uitgeput op het moment dat zij na de feitelijke inwerkingstelling van haar energiecentrale in het vierde kwartaal van 2011 voor toewijzing van broeikasgasemissierechten in aanmerking komt.
Ten tijde van de instelling van haar beroepen kwam Enecogen niet in aanmerking voor toewijzing van broeikasgasemissierechten uit het nieuwkomersdepot nu zij op dat moment nog geen inrichting dreef met een of meer broeikasgasinstallaties, in de zin van titel 16.2 van de Wet milieubeheer. Dit betekent dat Enecogen geen actueel belang heeft bij de bestreden besluiten, nu immers de beoordeling of zij aan de vereisten van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht voldoet dient plaats te vinden naar de stand van zaken ten tijde van het instellen van beroep tegen die besluiten. De door Enecogen gestelde omstandigheid dat door de bestreden besluiten de kans op toewijzing van broeikasgasemissierechten na de inwerkingstelling van haar inrichting nadelig wordt beïnvloed, is onvoldoende om aan te nemen dat zij een rechtstreeks bij de bestreden besluiten betrokken belang heeft.
2.4. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Mouton w.g. Van Baaren
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2010