201003977/1/H1.
Datum uitspraak: 29 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2010 in zaak nrs. 10/471 en 09/5984 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Laren.
Bij besluit van 7 juli 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor het gedeeltelijk slopen van de woning en bijgebouwen op het perceel [locatie] in Laren (hierna: het perceel). Tevens is bij dit besluit aan [vergunninghouder] voor deze sloop een vergunning krachtens artikel 10 van de Monumentenverordening van de gemeente Laren verleend.
Bij besluit van 17 november 2009 heeft het college het door onder meer [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 16 maart 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door onder meer [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 17 november 2009 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 19 mei 2010.
Het college heeft nadere stukken en een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. G.G. Kranendonk, en het college, vertegenwoordigd door mr. F.R.M. van Lent, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghouder], bijgestaan door mr. S. van Hengel, advocaat te Etten-Leur, gehoord.
2.1. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat hij geen belanghebbende is bij het besluit van 7 juli 2009. Daartoe voert hij aan dat het tussen zijn perceel en het bouwperceel liggende bosperceel reeds tijdens de bezwaarprocedure is gekapt, zodat hij ten tijde van het besluit op bezwaar zicht had op de te slopen woning. Dit wordt volgens [appellant] bevestigd door foto's in het dossier, die zijn genomen vanaf zijn perceel. Bovendien wordt het tussenliggende bosperceel thans als siertuin betrokken bij het perceel waarop het te slopen object is gelegen, zodat hij ook belanghebbend is te achten vanwege de omstandigheid dat hij een direct aangrenzend perceel bewoont.
2.2. Het betoog faalt. De gedeeltelijk gesloopte woning is gelegen op circa 70 m van de grens van het perceel van [appellant] en op ongeveer 85 m van diens woning. Het bosperceel dat is gelegen tussen het perceel van [vergunninghouder] en het perceel van [appellant] is niet bij een van hen in eigendom en is evenmin bij [vergunninghouder] in gebruik als siertuin. De gedeeltelijk gesloopte woning is derhalve niet gelegen op een aan het perceel van [appellant] grenzend perceel. Voorts heeft [appellant] vanaf zijn perceel geen zicht op de gedeeltelijk gesloopte woning. Nu verder de ruimtelijke uitstraling van de sloop gering is en niet aannemelijk is geworden dat het van invloed is op de leefomgeving van [appellant], is er geen grond voor het oordeel dat diens belangen rechtstreeks bij de verleende sloopvergunning en monumentenvergunning zijn betrokken.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2010