ECLI:NL:RVS:2010:BO9164

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003977/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen sloopvergunning en monumentenvergunning in Laren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De voorzieningenrechter had op 16 maart 2010 geoordeeld dat het bezwaar van [appellant] tegen de sloopvergunning en de monumentenvergunning, verleend aan [vergunninghouder] voor het gedeeltelijk slopen van een woning en bijgebouwen op het perceel [locatie] in Laren, niet-ontvankelijk was. Het college van burgemeester en wethouders van Laren had op 7 juli 2009 deze vergunning verleend.

[Appellant] betoogt in hoger beroep dat hij wel degelijk belanghebbende is bij het besluit van 7 juli 2009, omdat hij zicht had op de te slopen woning. Hij stelt dat het bosperceel tussen zijn perceel en het bouwperceel reeds gekapt was, waardoor hij zicht had op de woning. De Raad van State oordeelt echter dat de afstand tussen de gedeeltelijk gesloopte woning en het perceel van [appellant] te groot is om hem als belanghebbende te beschouwen. De woning ligt op ongeveer 70 meter van de grens van het perceel van [appellant] en op 85 meter van zijn woning.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de voorzieningenrechter en oordeelt dat de ruimtelijke uitstraling van de sloop gering is en dat er geen aanwijzingen zijn dat de sloop invloed heeft op de leefomgeving van [appellant]. De beslissing van de voorzieningenrechter wordt dan ook bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 29 december 2010.

Uitspraak

201003977/1/H1.
Datum uitspraak: 29 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2010 in zaak nrs. 10/471 en 09/5984 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Laren.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor het gedeeltelijk slopen van de woning en bijgebouwen op het perceel [locatie] in Laren (hierna: het perceel). Tevens is bij dit besluit aan [vergunninghouder] voor deze sloop een vergunning krachtens artikel 10 van de Monumentenverordening van de gemeente Laren verleend.
Bij besluit van 17 november 2009 heeft het college het door onder meer [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 16 maart 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door onder meer [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 17 november 2009 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 19 mei 2010.
Het college heeft nadere stukken en een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. G.G. Kranendonk, en het college, vertegenwoordigd door mr. F.R.M. van Lent, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghouder], bijgestaan door mr. S. van Hengel, advocaat te Etten-Leur, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat hij geen belanghebbende is bij het besluit van 7 juli 2009. Daartoe voert hij aan dat het tussen zijn perceel en het bouwperceel liggende bosperceel reeds tijdens de bezwaarprocedure is gekapt, zodat hij ten tijde van het besluit op bezwaar zicht had op de te slopen woning. Dit wordt volgens [appellant] bevestigd door foto's in het dossier, die zijn genomen vanaf zijn perceel. Bovendien wordt het tussenliggende bosperceel thans als siertuin betrokken bij het perceel waarop het te slopen object is gelegen, zodat hij ook belanghebbend is te achten vanwege de omstandigheid dat hij een direct aangrenzend perceel bewoont.
2.2. Het betoog faalt. De gedeeltelijk gesloopte woning is gelegen op circa 70 m van de grens van het perceel van [appellant] en op ongeveer 85 m van diens woning. Het bosperceel dat is gelegen tussen het perceel van [vergunninghouder] en het perceel van [appellant] is niet bij een van hen in eigendom en is evenmin bij [vergunninghouder] in gebruik als siertuin. De gedeeltelijk gesloopte woning is derhalve niet gelegen op een aan het perceel van [appellant] grenzend perceel. Voorts heeft [appellant] vanaf zijn perceel geen zicht op de gedeeltelijk gesloopte woning. Nu verder de ruimtelijke uitstraling van de sloop gering is en niet aannemelijk is geworden dat het van invloed is op de leefomgeving van [appellant], is er geen grond voor het oordeel dat diens belangen rechtstreeks bij de verleende sloopvergunning en monumentenvergunning zijn betrokken.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2010
17-641.