201000375/1/R3.
Datum uitspraak: 29 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Leudal,
verweerder.
Bij besluit van 10 november 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening Buitengebied Haelerweg te Horn" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellante B] (hierna in enkelvoud: [appellant]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 22 juni 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Herziening bouwblok Haelerweg 63a" vastgesteld (hierna: het gewijzigde plan).
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2010, waar de raad, vertegenwoordigd door drs. P.C.W. van Doorn, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het vooronderzoek heropend. Bij brief van 21 oktober 2010 heeft [appellant] een schriftelijke reactie gegeven op het gewijzigde plan. Bij brieven van 4 en 19 november 2010 hebben [belanghebbende] en de raad hierop gereageerd. Met toestemming van de raad, [appellant] en [belanghebbende] is afgezien van een hernieuwde behandeling ter zitting.
2.1. Ingevolge artikel 6:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) brengt het aanhangig zijn van bezwaar of beroep tegen een besluit geen verandering in een los van het bezwaar of beroep reeds bestaande bevoegdheid tot intrekking of wijziging van dat besluit. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat het bestuursorgaan dat overgaat tot intrekking of wijziging van het bestreden besluit, daarvan onverwijld mededeling doet aan het orgaan waarbij het bezwaar of beroep aanhangig is.
Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb wordt, indien een bestuursorgaan een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 6:18, het bezwaar of beroep geacht mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit, tenzij dat besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt.
2.2. De Afdeling merkt het besluit van de raad van 22 juni 2010, dat met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb is voorbereid en betrekking heeft op hetzelfde plandeel als het besluit van 10 november 2009, aan als een besluit als bedoeld in artikel 6:18 van de Awb. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb dient het beroep van [appellant] te worden geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit.
2.3. Het plan voorziet in het realiseren van een woning op het perceel gelegen naast [locatie] waar [appellant] woont. Het perceel was in gebruik als weiland/agrarisch gebied. De woning is mogelijk in het kader van de zogeheten Ruimte voor Ruimte regeling. In het gewijzigde plan is de situering van het bouwblok gewijzigd. Tevens is het bouwblok met ongeveer 2 m verruimd in noordelijke richting. Verder is het gewijzigde plan aangepast aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening.
2.4. [appellant] betoogt dat het plan en het gewijzigde plan voorzien in de realisatie van een woning die zodanig is gesitueerd dat zijn privacy daardoor wordt aangetast en dat hij verlies van uitzicht zal ondervinden. Voorts voert hij aan dat het plan in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. In 2002 is een verzoek van hem voor de ontwikkeling van een bouwkavel aan de Haelerweg door Ruimte voor Ruimte Limburg Beheer B.V. afgewezen. Dit staat volgens hem haaks op de planologische medewerking die nu in geding is. Tot slot stelt [appellant] zich op het standpunt dat het gemeentebestuur niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft gereageerd op zowel zijn zienswijze tegen het ontwerp van het plan als zijn zienswijze tegen het ontwerp van het gewijzigde plan.
2.5. De raad voert aan dat de aantasting van de privacy en het verlies van uitzicht beperkt zullen zijn nu de te realiseren woning op een aanvaardbare afstand van de woning van [appellant] zal worden gebouwd. Zowel aan de voorzijde als aan één zijkant van de woning [locatie] staat al een woning en ook aan de nu nog onbebouwde zijde zijn op enige afstand al twee woningen aanwezig. De privacy en het zicht zijn daarmee al enigermate beperkt. Daarnaast heeft de woning [locatie] vooral zicht naar de achterzijde. Verder is er voor gekozen de voorgevel van de nieuwe woning zoveel als mogelijk gelijk te leggen met de bestaande woning. Voorts stelt de raad dat de motivering van Ruimte voor Ruimte Limburg Beheer B.V. niet ter discussie staat en dat er derhalve niet inhoudelijk op ingegaan hoeft te worden. De raad erkent dat de toezending van de reactie op de zienswijzen tegen de ontwerpen van het plan en het gewijzigde plan later heeft plaatsgevonden dan zou moeten, maar dat [appellant] hierdoor niet, dan wel in beperkte mate in zijn beroepsrechten is geschaad.
2.6. De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant] ten aanzien van de reactie op zijn zienswijzen aldus dat hij ten onrechte niet gelijktijdig met de publicatie van zowel het vastgestelde plan als het daarna gewijzigd vastgestelde plan in kennis is gesteld van deze besluiten en de daarin opgenomen reacties op zijn zienswijzen. Deze beroepsgrond heeft betrekking op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van de bestreden besluiten en kan reeds om die reden de rechtmatigheid van de besluiten niet aantasten.
2.6.1. De kortste afstand van het voorziene bouwblok, dat samenvalt met de zijdelingse perceelsgrens, tot de zijgevel van de woning van [appellant] bedraagt volgens de verbeelding in beide plannen ongeveer 7 m. Volgens de planregels van beide plannen dient het hoofdgebouw minimaal 3 m van de zijdelingse perceelsgrens te liggen. De kortste afstand van de te realiseren woning tot de woning van [appellant] is derhalve 10 m. Omdat in beide plannen bijgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden gebouwd, is de kortste afstand van dergelijke gebouwen tot de perceelsgrens van [appellant] 7 m.
2.6.2. Gezien de bebouwingsmogelijkheid waarin beide plannen voorzien, kan worden aangenomen dat het uitzicht van [appellant] zal verslechteren. Ook is aannemelijk dat de privacy van [appellant] zal worden beperkt. Er bestaat evenwel in het algemeen geen recht op blijvend vrij uitzicht. Gelet op de afstand tussen de woning van [appellant] en de in beide plannen voorziene woning en bijgebouwen, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen sprake is van onaanvaardbare inbreuk op het uitzicht en de privacy van [appellant].
2.6.3. Ten aanzien van de door [appellant] gemaakte vergelijking met zijn verzoek heeft de raad zich met juistheid op het standpunt gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat de afwijzing van het verzoek van [appellant] door Ruimte voor Ruimte Limburg Beheer B.V. niet van de raad afkomstig is. Omdat kennelijk naar het oordeel van Ruimte voor Ruimte Limburg Beheer B.V. niet werd voldaan aan de provinciale criteria voor Ruimte voor Ruimte-woningen heeft het verzoek de raad nooit bereikt. Van een ongelijke behandeling door de raad is dan ook geen sprake. De beslissing van Ruimte voor Ruimte Limburg Beheer B.V. staat hier niet ter beoordeling.
2.6.4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan en het gewijzigde plan strekken ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat de bestreden besluiten anderszins zijn voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.7.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2010