201001833/1/R2.
Datum uitspraak: 29 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Breukelen,
verweerder.
Bij besluit van 24 november 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Nieuwer Ter Aa" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2010, waar [appellant], vergezeld door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door A.F.J.M. Emmelot, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [appellant] komt in beroep op tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "bouwvlak" dat betrekking heeft op het perceel achter Dorpsstraat 9, dat naast zijn perceel [locatie] ligt. [appellant] betoogt dat de raad aan dit perceel ten onrechte een bouwvlak heeft toegekend tot op een afstand van slechts twee meter van de zijdelingse perceelsgrens. Hij stelt hiertoe dat deze aanduiding in strijd is met de planregels, aangezien deze een afstand van minimaal drie meter voorschrijven.
Hij voert verder aan dat de afstand van drie meter van belang is om de privacy in zijn woning te waarborgen. Daarnaast is het van belang de bezonning van zijn perceel en de vrije toetreding van daglicht tot zijn woning niet te beperken.
2.2. De raad stelt zich op het standpunt dat het hoofdgebouw slechts mag worden gebouwd tot op een afstand van minimaal drie meter tot de zijdelingse perceelsgrens. Verder is de bestemming "Tuin" toegekend aan de twee meter tussen het bouwvlak en de zijdelingse perceelsgrens. Van de in de planregels voorgeschreven afstand resteert dan nog een meter met de bestemming "Wonen". Deze resterende meter mag benut worden voor het bouwen van een aan- of uitbouw, die vanwege de maximale hoogte van drie meter gering effect zal hebben op het perceel van [appellant], aldus de raad.
2.3. Ingevolge artikel 12.2.1, van de planregels, onder b, mag een bouwvlak volledig bebouwd worden.
Ingevolge artikel 12.2.1, onder f, voor zover hier van belang, mag de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan drie meter bedragen.
Ingevolge artikel 12.2.2, onder a, mag de bouwhoogte van een aan de achtergevel en zijgevel van het bijbehorende hoofdgebouw gebouwde aan- en/of uitbouw niet meer bedragen dan drie meter.
Ingevolge artikel 12.2.2, onder d, aanhef en sub 1, voor zover hier van belang, mogen op niet minder dan een meter achter het verlengde van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw aan de zijgevel aan- en/of uitbouwen worden gebouwd.
Ingevolge artikel 9.1, zijn de voor "Tuin" aangewezen gronden bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
Ingevolge artikel 9.2.1, mag op de gronden met de bestemming "Tuin" niet worden gebouwd, met uitzondering van de in de Woningwet aangegeven bouwvergunningvrije bouwwerken en vlaggenmasten tot een hoogte van 6 meter.
2.4. Ter zitting is gebleken dat er tussen de woning van [appellant] en het bouwvlak op het perceel aan de Van Reedestraat achter Dorpsstraat 9, een afstand is van zes meter. Hiertussen ligt onder meer een pad van ongeveer 2 meter breed. De afstand tot het hoofdgebouw dat ter plaatse kan worden gebouwd bedraagt 7 meter. In de resterende meter van het bouwvlak bestaat de mogelijkheid om onder meer een erker te bouwen. Dit brengt geen innerlijke strijd tussen de planregels met zich mee, aangezien slechts een aan het hoofdgebouw ondergeschikte aan- of uitbouw gebouwd mag worden.
De Afdeling overweegt voorts dat een afstand van 7 meter vanaf het hoofdgebouw tot aan de woning van [appellant] geen ernstige gevolgen heeft voor een goed woon- en leefklimaat. Bij een aan- of uitbouw met een maximale hoogte van 3 meter op 2 meter afstand tot de zijdelingse perceelsgrens valt niet een ernstige beperking van de bezonning van de woning van [appellant] te verwachten, aangezien daarvoor de hoogte van het hoofdgebouw bepalend is. Evenmin zijn ernstige gevolgen voor de privacy van [appellant] te verwachten. Ter zitting is voorts gebleken dat onder het vorige bestemmingsplan het perceel de bestemming "Tuin/Erf" had. Overal op het perceel mochten bijgebouwen met een goothoogte van maximaal 2,5 meter en een onbeperkte nokhoogte gebouwd worden.
Voor zover [appellant] vreest voor een minder fraai gebouw naast zijn woning, kan dit hier niet aan de orde komen, aangezien de beoordeling daarvan een kwestie zal zijn van welstandsnormen.
2.5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Troost
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2010