ECLI:NL:RVS:2010:BO9197

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004324/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Moerdijk inzake handhaving vrachtwagentrailers

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, dat op 12 november 2008 had besloten niet handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van vrachtwagentrailers op het perceel Campagneweg 34a te Zevenbergen. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant tegen dit besluit op 5 maart 2009 ongegrond. De rechtbank Breda heeft op 15 maart 2010 het beroep van de appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 3 mei 2010 is ingediend en later is aangevuld op 31 mei 2010.

De Raad van State heeft de zaak op 26 november 2010 behandeld. De appellant, bijgestaan door zijn gemachtigde, en het college waren aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de belanghebbende. De Raad overweegt dat het college ten onrechte de brief van de appellant van 28 oktober 2008 als een verzoek om handhaving heeft aangemerkt, terwijl deze brief als bezwaarschrift tegen het besluit van 2 september 2008 had moeten worden opgevat. De rechtbank heeft dit niet onderkend, waardoor het hoger beroep gegrond is verklaard.

De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college van 5 maart 2009. Tevens herroept de Raad het besluit van 12 november 2008 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Het college wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant en het griffierecht. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 29 december 2010.

Uitspraak

201004324/1/H1.
Datum uitspraak: 29 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 15 maart 2010 in
zaak nr. 09/1784 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2008 heeft het college besloten niet handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van vrachtwagentrailers op het perceel Campagneweg 34a te Zevenbergen.
Bij besluit, verzonden op 5 maart 2009, heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 12 november 2008 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 15 maart 2010, verzonden op 24 maart 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 31 mei 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. H.U. van der Zee, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.W. Kranenburg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is namens [belanghebbende A], [eigenaar/directeur], verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11, voor zover hier van belang, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Op 7 februari 2008 heeft [appellant] het college verzocht om handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van vrachtwagentrailers op het perceel. Bij brief, verzonden op 3 april 2008, heeft het college aan [appellant] aangegeven dat het een handhavingstraject zal opstarten. Bij besluiten, verzonden op 31 juli en 4 augustus 2008, heeft het college onderscheidenlijk [belanghebbende B] en [belanghebbende A] onder oplegging van een last onder dwangsom gelast het gebruik van het (achter)perceel voor de opslag van vrachtwagentrailers te beëindigen en beëindigd te houden. Bij twee onderscheidenlijke besluiten, verzonden op 2 september 2008, heeft het college de besluiten van 31 juli en 4 augustus 2008 aangevuld in die zin dat het college, naar analogie van artikel 5.1.5, eerste lid onder a van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Moerdijk, pas uitgaat van strijdigheid met het bestemmingsplan indien een vrachtwagentrailer zich langer dan drie achtereenvolgende dagen op het perceel met aanwijzing (z) bevindt.
Bij brief van 28 oktober 2008 heeft onder meer [appellant] bezwaar gemaakt tegen de interpretatie van het college ten aanzien van de opslag en parkeren van vrachtwagentrailers en het college verzocht per direct te handhaven.
Bij primair besluit van 12 november 2008 heeft het college geweigerd handhavend op te treden.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college terecht heeft geweigerd handhavend op te treden tegen het parkeren van vrachtwagentrailers op het perceel.
2.4. In de brief van 28 oktober 2008 van onder meer [appellant] staat: "Wij hebben kennis genomen van de brief van 2 september jl. en maken bezwaar tegen het uitgangspunt dat parkeren op grond van het geldende bestemmingsplan is toegestaan op Zone (Z). Tegen dit parkeren en of verbouwen van vrachtauto's maken wij bezwaar. (…) Wij verzoeken u per direct te handhaven."
Het college heeft deze brief ten onrechte aangemerkt als een (tweede) verzoek om handhaving. Gelet op de tekst had de brief echter moeten worden opgevat als een bezwaarschrift gericht tegen het besluit van het college van 2 september 2008. Het college heeft dan ook ten onrechte een primair besluit genomen strekkende tot afwijzing van het verzoek om handhaving. De rechtbank heeft dat niet onderkend. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, wordt als volgt overwogen.
[appellant] heeft eerst bij brief van 28 oktober 2008, na afloop van de bezwaartermijn, tegen het besluit van 2 september 2008 bezwaar gemaakt. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat [appellant] ten aanzien van die termijnoverschrijding niet in verzuim is geweest. Het bezwaar is derhalve niet-ontvankelijk.
2.5. Het besluit van het college, verzonden op 5 maart 2009, komt voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling ziet aanleiding het besluit van 12 november 2008 te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 15 maart 2010 in zaak nr. 09/1784;
III. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, verzonden op 5 maart 2009, kenmerk T12484BR1;
IV. herroept het besluit van 12 november 2008, kenmerk T12484;
V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00 (zegge: vijftienhonderdachttien euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 374,00 (zegge: driehonderdvierenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2010
414-672.