ECLI:NL:RVS:2010:BO9213

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200910190/1/M3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R. van der Spoel
  • C.J.M. Schuyt
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan "De Winkelbuurt" vastgesteld door de raad van de gemeente Abcoude

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "De Winkelbuurt" dat op 15 oktober 2009 door de raad van de gemeente Abcoude is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verschillende partijen, waaronder Interkoop Properties B.V. en de vereniging Bescherming Woonklimaat Abcoude-Zuid, beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten betogen onder andere dat het bestemmingsplan in strijd is met de zorgvuldigheidsbeginselen, het natuurbeschermingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening. De Raad van State heeft de zaak op 4 oktober 2010 ter zitting behandeld, waarbij de betrokken partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de beroepsgronden van de appellanten falen, met uitzondering van de beroepsgrond van de vereniging Abcoude-Zuid en anderen, die betrekking heeft op de geluidsbelasting. De Raad van State heeft geoordeeld dat het besluit van de raad van de gemeente Abcoude in strijd is met de Wet geluidhinder, omdat niet is voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor geluidsbelasting. Dit heeft geleid tot de vernietiging van het besluit van de raad van de gemeente Abcoude. De overige beroepen zijn ongegrond verklaard. De raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vereniging Bescherming Woonklimaat Abcoude-Zuid.

Uitspraak

200910190/1/M3.
Datum uitspraak: 29 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Interkoop Properties B.V., gevestigd te Maarssen,
2. de vereniging Bewoners Belangen Abcoude-West B.B.A.W., gevestigd te Abcoude,
3. de vereniging Bescherming Woonklimaat Abcoude-Zuid en anderen, onderscheidenlijk gevestigd en wonend te Abcoude,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Abcoude,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "De Winkelbuurt" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Interkoop bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2009, de vereniging Abcoude-West bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 december 2009, en de vereniging Abcoude-Zuid en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 december 2009, beroep ingesteld. Interkoop heeft de gronden van beroep aangevuld bij brief van 25 januari 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Interkoop, de vereniging Abcoude-Zuid en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 oktober 2010, waar Interkoop, vertegenwoordigd door mr. E.M. van Bommel, advocaat te Amsterdam, de vereniging Abcoude-West, vertegenwoordigd door J.G. Bosman, de vereniging Abcoude-Zuid en anderen, vertegenwoordigd door mr. W.F.M. Versteegh, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L. van Raaij, ir. A. Hulshuis, K. Rus en ir. P.W.J. van Dijk, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Interkoop heeft zich in het beroepschrift, wat de gronden over luchtkwaliteit en verkeer en parkeren betreft, beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. Interkoop heeft noch in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
De beroepsgronden falen.
2.2. Ten aanzien van het betoog van de vereniging Abcoude-Zuid en anderen ter zake van niet ter inzage gelegde stukken alsmede ten aanzien van de betogen van Interkoop en de vereniging Abcoude-Zuid en anderen ter zake van archeologische waarden en natuurbeschermingsrecht, ziet de Afdeling in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding daarover anders te oordelen dan de voorzitter in zijn uitspraak van 1 april 2010 op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (zaak nr.
200910190/2/R2).
De beroepsgronden falen.
2.3. Interkoop betoogt dat de raad heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel door zonder met haar in overleg te treden voor de bestemming van een nieuwe woonwijk niet te kiezen voor de bij haar in eigendom zijnde, binnen de rode contour gelegen, zogenoemde Bongronden. Bovendien heeft de raad volgens Interkoop gehandeld in strijd met het verbod van détournement de pouvoir door de nieuwe woonwijk te situeren ter plaatse van bij de gemeente in eigendom zijnde gronden.
2.3.1. De door Interkoop in zoverre naar voren gebrachte, niet in geschil zijnde feiten geven geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de afweging van de bij de vaststelling van het bestemmingsplan betrokken belangen heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel of het verbod op détournement de pouvoir.
De beroepsgrond faalt.
2.4. Anders dan de vereniging Abcoude-Zuid en anderen betogen, behoefde bij de ingevolge planregels 3.3 en 7.5 aan het college van burgemeester en wethouders toegekende wijzigingsbevoegdheden niet expliciet te worden bepaald dat de aanwending hiervan niet in strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening, nu ingevolge artikel 3.6, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) een wijziging als bedoeld in het eerste lid, onder a, deel uitmaakt van het plan en een plan ingevolge artikel 3.1 niet in strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening.
De beroepsgrond faalt.
2.5. Interkoop en de vereniging Abcoude-Zuid en anderen betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met het stedenbouwkundig en landschappelijk rijksbeleid, zoals dat is vastgelegd in de Nota Ruimte, nu het plangebied is gelegen binnen het Nationale Landschap Het Groene Hart en het Nationale Landschap De Stelling van Amsterdam. In dit verband heeft Interkoop een memo van Hylkema Consultants van 23 september 2010 overgelegd waarin wordt geconcludeerd dat uitvoering van het bestemmingsplan zorgt voor onherstelbaar verlies en aantasting van aantoonbare cultuurhistorische karakteristieken als structuur (oriëntatie van verkaveling) en visuele karakteristiek (open landschap als gevolg van het deel uitmaken van de Stelling van Amsterdam).
2.5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 juni 2010 in zaak nr.
200901350/1/R3) is met de inwerkingtreding van de Wro een planologische kernbeslissing, zoals de Nota Ruimte, behoudens voor zover daarin sprake is van concrete beleidsbeslissingen, niet rechtstreeks bindend voor het gemeentebestuur bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Bij diezelfde uitspraak heeft de Afdeling vastgesteld dat de Nota Ruimte geen concrete beleidsbeslissingen bevat. De raad is derhalve niet zonder meer gehouden het rijksbeleid te volgen. Wel dient de raad het rijksbeleid op dit punt bij de afweging in aanmerking te nemen als een bij het plan betrokken belang.
2.5.2. Volgens paragraaf 3.4.3 van de Nota Ruimte geldt in algemene zin dat binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt ('ja, mits'-regime). Binnen nationale landschappen is ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul). Op basis hiervan maken provincies afspraken met gemeenten over de omvang en locatie van woningbouw.
De raad heeft zich blijkens zijn brief van 24 april 2009 aan het college van gedeputeerde staten en het antwoord daarop van 23 juni 2009 ervan vergewist dat het bestemmingsplan niet strijdig is met de kernkwaliteiten van de desbetreffende nationale landschappen en heeft aldus het rijksbeleid bij de afweging betrokken.
De beroepsgrond faalt.
2.6. Interkoop betoogt dat het college van gedeputeerde staten ten onrechte met toepassing van de zogenoemde touwtjesmethode uit het Streekplan 2005-2015 de bebouwingscontour aan de zuidzijde van Abcoude heeft aangepast. Interkoop voert daartoe aan dat in strijd met het bepaalde in het Streekplan de touwtjesmethode is toegepast op een plaats waar de bebouwingskern grenst aan landelijk gebied met bodem-, ecologische, maatschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten van bovenlokaal belang. Bovendien is de touwtjesmethode in strijd met het Streekplan niet toegepast ten behoeve van een gelijkwaardige, voor bebouwing geschikte locatie, waarbij Interkoop wijst op de omvang van de compensatiegronden. Ten slotte is de touwtjesmethode ten onrechte toegepast ten behoeve van een omvangrijke stedelijke uitbreiding, terwijl hiervoor een herzieningsprocedure had moeten worden doorlopen, aldus Interkoop.
2.6.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 31 maart 2010 in zaak nr.
200902832/1/R3) is met de inwerkingtreding van de Wro het streekplan, behoudens concrete beleidsbeslissingen, niet meer rechtstreeks bindend voor het gemeentebestuur bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Bij diezelfde uitspraak heeft de Afdeling vastgesteld dat het Streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht geen concrete beleidsbeslissingen bevat. De raad is derhalve niet zonder meer gehouden het beleid van de provincie te volgen. Wel dient de raad het provinciale beleid op dit punt bij de afweging in aanmerking te nemen als een bij het plan betrokken belang.
2.6.2. De raad heeft zich blijkens zijn brief van 24 april 2009 aan het college van gedeputeerde staten en het antwoord daarop van 23 juni 2009 ervan vergewist dat het bestemmingsplan niet in strijd is met het Streekplan en heeft aldus het beleid van de provincie bij de afweging betrokken.
De beroepsgrond faalt.
2.7. De vereniging Abcoude-West betoogt dat het bestreden besluit in strijd met het in 2003 vastgestelde Beleidsplan verkeer en vervoer Abcoude (hierna: het Beleidsplan) een vierde oeververbinding met bijbehorende toeleidingswegen planologisch onmogelijk maakt.
2.7.1. Het college betoogt dat het bestreden besluit de aanleg van een vierde oeververbinding op zichzelf niet onmogelijk maakt, maar dat ter plaatse van het plangebied geen ontsluitingsweg meer kan worden gerealiseerd.
2.7.2. Volgens het Beleidsplan kan het in de toekomst wenselijk zijn een vierde oeververbinding aan te leggen, bijvoorbeeld aan de zuidkant van Abcoude. Het is zinvol deze vierde oeververbinding met bijbehorende toeleidende wegen planologisch niet onmogelijk te maken, aldus het Beleidsplan.
2.7.3. De vereniging Abcoude-West en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het bestreden besluit een vierde oeververbinding onmogelijk maakt. Ook al zou dit bestemmingsplan de mogelijkheid van een vierde oeververbinding met toeleidingswegen aan de zuidzijde van Abcoude onmogelijk maken, dan laat dit onverlet de mogelijkheid dat elders in Abcoude een vierde oeververbinding met toeleidingswegen wordt gerealiseerd.
De beroepsgrond faalt.
2.8. Interkoop en de vereniging Abcoude-Zuid en anderen betogen dat de economische uitvoerbaarheid van het plan niet vaststaat, omdat er voor de te bouwen woningen geen belangstelling is en veel risico's aan het plan zijn verbonden.
De vereniging Abcoude-Zuid en anderen wijzen erop dat de woningbehoefte waarvan bij de vaststelling van het bestemmingsplan is uitgegaan in kwantitatieve noch in kwalitatieve zin is aangetoond. In dit verband wordt verwezen naar de notities van RIGO Research en Advies van 23 juni 2009, 12 januari 2010 en 17 februari 2010.
Interkoop wijst erop dat het bij de gemeente liggende afzetrisico niet is verdisconteerd in de grondexploitatieberekeningen, terwijl dat gezien de huidige ontwikkelingen op de huizenmarkt en de economische crisis wel had gemoeten. Zij verwijst naar een gemeentelijke nota van 23 juni 2009 waarin is aangegeven dat het risico aanwezig is dat het exploitatiesaldo negatief uitvalt. Nu dit kan leiden tot nieuwe uitgaven of tot vermindering van vermogen, had het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan vanwege de op handen zijnde fusie met de gemeente De Ronde Venen ingevolge artikel 21 van de Wet algemene regels herindeling ter goedkeuring aan het college van gedeputeerde staten moeten worden voorgelegd, aldus Interkoop.
2.8.1. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van ten hoogste 220 woningen aan de zuidzijde van Abcoude. In de notitie van RIGO van 23 juni 2009 wordt een uitbreidingsopgave van circa 215 woningen over de periode 2007-2020 in Abcoude vanuit het oogpunt van de eigen huishoudensaanwas gerechtvaardigd geacht. Gelet hierop is de kwantitatieve woningbehoefte materieel niet in geschil.
Het woningbehoefteonderzoek van Companen van 31 juli 2008 dat aan het bestemmingsplan ten grondslag is gelegd is gebaseerd op een onder de inwoners van Abcoude uitgevoerde enquête, op demografische gegevens en op gegevens over de woningvoorraad. Mede gelet op de notitie van Companen van 22 oktober 2009, waarin de kritiek van RIGO op het woningbehoefteonderzoek gemotiveerd wordt bestreden, ziet de Afdeling in hetgeen de vereniging Abcoude-Zuid en anderen hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de kwalitatieve woningbehoefte waarvan de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan is uitgegaan niet reëel is.
2.8.2. In zijn besluit van 8 juli 2010 heeft de raad een nieuwe grondexploitatieberekening vastgesteld. Het resultaat van deze grondexploitatie is € 8,4 miljoen positief. Gegeven voorts het eerder batige saldo van de - door het gemeentebestuur uiteindelijk niet geaccepteerde - Europese aanbesteding voor grondbiedingen van € 7,2 miljoen acht de Afdeling deze berekening niet irreëel.
Ten aanzien van de risico's en onzekerheden die volgens Interkoop en de vereniging Abcoude-Zuid en anderen kleven aan de uitvoering van het bestemmingsplan heeft de raad er onvoldoende weersproken op gewezen dat de risico's kunnen worden gespreid doordat het plan in fases wordt gerealiseerd, zodat beter op de markt kan worden ingespeeld, en dat zich in het aanbestedingstraject dat thans wordt doorlopen inmiddels reeds 37 partijen hebben gemeld, waaruit blijkt dat er in de markt voldoende belangstelling is voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Ten aanzien van het betoog van Interkoop dat het bestreden besluit ter goedkeuring aan het college van gedeputeerde staten had moeten worden voorgelegd, heeft de raad gewezen op de goedkeuring door het college van gedeputeerde staten van het projectbesluit "Ophoging en voorbelasting De Winkelbuurt" dat ziet op de voorbereidende werkzaamheden voor het realiseren van omstreeks 200 woningen in het plangebied. Niet is gebleken dat het college van gedeputeerde staten daarin of anderszins aanleiding heeft gezien om het bestreden besluit krachtens artikel 21 van de Wet algemene regels herindeling aan te wijzen als een besluit dat ter goedkeuring aan het college van gedeputeerde staten had moeten worden voorgelegd.
2.8.3. In hetgeen Interkoop en de vereniging Abcoude-Zuid en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand duidelijk is dat het plan economisch niet uitvoerbaar is.
De beroepsgrond faalt.
2.9. De vereniging Abcoude-Zuid en anderen betogen dat gelet op de korte afstand tot twee voormalige vuilstortplaatsen onvoldoende onderzoek is gedaan naar bodemverontreiniging.
2.9.1. Aan het bestreden besluit ligt het rapport Verkennend bodemonderzoek Plangebied Abcoude zuid te Abcoude van 11 juni 2008 uitgevoerd door Wareco ingenieurs ten grondslag. De conclusie hiervan luidt dat op basis van de resultaten van het bodemonderzoek er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren zijn tegen de voorgenomen herontwikkeling van het gebied. Blijkens het rapport is bij het onderzoek mede in aanmerking genomen dat zich in de nabije omgeving een tweetal voormalige stortplaatsen bevindt. Gelet op het bovenstaande is er geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
De beroepsgrond faalt.
2.10. Vereniging Abcoude-Zuid en anderen betogen dat de raad er ten onrechte vanuit is gegaan dat het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Abcoude van 8 september 2009 tot vaststelling van hogere geluidgrenswaarden ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan stand zal houden.
2.10.1. Ingevolge artikel 76, eerste lid, van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh), zoals dit destijds luidde en voor zover thans van belang, worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen binnen die zone de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 82 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en sub a, zoals dit destijds luidde en voor zover thans van belang, worden in afwijking van het eerste lid bij de vaststelling van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover met toepassing van artikel 83 voor de vaststelling van het bestemmingplan zodanige waarden zijn vastgesteld.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, zoals dit destijds luidde en voor zover thans van belang, is de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB.
2.10.2. Bij haar uitspraak van heden in zaak nr.
200910029/1/M3heeft de Afdeling het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Abcoude van 18 november 2009 tot vaststelling van hogere geluidgrenswaarden ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd, nu bij het aan dit besluit ten grondslag liggende akoestisch onderzoek van DHV van 12 maart 2009 niet is uitgegaan van de meest recente beschikbare verkeersgegevens. Ingevolge artikel 76, eerste lid, van de Wgh had de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan voor woningen binnen de zones langs wegen dan ook de voorkeursgrenswaarde van 48 dB in acht moeten nemen. Daaraan kan naar alle waarschijnlijkheid niet worden voldaan.
De beroepsgrond slaagt.
2.11. De vereniging Abcoude-West betoogt dat de gevolgen voor de bestaande wegen in Abcoude door verkeer vanuit de nieuwe wijk ten onrechte niet zijn onderzocht en dat de verkeersdruk in Abcoude-West te hoog zal worden.
2.11.1. Aan het bestreden besluit ligt als bijlage 12 de Mobiliteitstoets van 3 december 2007 ten grondslag alsmede als bijlage 13 de aanvullende Verkeerskundige toets effecten ontwikkeling De Winkelbuurt Abcoude van 1 april 2009, waarin de verkeerskundige effecten van de uitvoering van het bestreden besluit staan beschreven. Het betoog van de vereniging Abcoude-West dat de gevolgen voor de bestaande wegen in Abcoude door verkeer vanuit de nieuwe wijk ten onrechte niet zijn onderzocht mist dan ook feitelijke grondslag.
Uit deze onderzoeken blijkt dat de toename van het verkeer in Abcoude-West als gevolg van de uitvoering van het bestreden besluit beperkt is. Niet aannemelijk is gemaakt dat deze onderzoeken in zoverre onjuist zijn. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de toename van het verkeer ten gevolge van de realisering van de nieuwe wijk niet leidt tot een onevenredige of te hoge verkeersdruk in Abcoude-West.
De beroepsgrond faalt.
2.12. De vereniging Abcoude-Zuid en anderen betogen dat het direct op elkaar laten aansluiten van woonbestemmingen en agrarische bestemmingen zoals in onderhavig bestemmingsplan gebeurt in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Zij voeren daartoe aan dat enerzijds het gebruik van landbouwmachines en bestrijdingsmiddelen op agrarische gronden het woon- en leefklimaat in de omgeving nadelig kan beïnvloeden, terwijl anderzijds landbouwbedrijven in hun bedrijfsvoering kunnen worden beperkt door nabijgelegen woningen.
2.12.1. Voor zover het beroep van de vereniging Abcoude-Zuid ziet op de veehouderij gelegen aan de Winkeldijk 5 overweegt de Afdeling dat op de verbeelding van het bestemmingsplan rond deze veehouderij een cirkelboog met de aanduiding 'milieuzone - geurzone' is aangebracht waarbinnen de bouw van woningen vooralsnog niet is toegestaan, zodat in zoverre geen sprake is van direct op elkaar aansluitende woonbestemmingen en agrarische bestemmingen.
Voor zover het beroep van de vereniging Abcoude-Zuid en anderen ziet op de buiten het plangebied gelegen boerderij aan de Winkeldijk 3-4 overweegt de Afdeling dat deze een woonbestemming heeft en als zodanig wordt gebruikt, zodat in zoverre evenmin sprake is van direct op elkaar aansluitende woonbestemmingen en agrarische bestemmingen.
Voor zover het beroep van de vereniging Abcoude-Zuid en anderen ziet op de binnen het plangebied gelegen gronden waarop een agrarische bestemming rust, overweegt de Afdeling dat ingevolge planregel 3.2 hierop geen opstallen mogen worden gebouwd die dienst kunnen doen voor het houden van vee. Door het gebruik van deze agrarische bestemmingen aldus te beperken wordt voorkomen dat door het direct op elkaar laten aansluiten van woonbestemmingen en agrarische bestemmingen wederzijdse nadelen ontstaan.
Op grond van het bovenstaande is de Afdeling van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat de onderlinge nabijheid van woningen en agrarische bedrijven leidt tot wederzijdse nadelen.
De beroepsgrond faalt.
2.13. De vereniging Abcoude-Zuid en anderen vrezen dat de lichtinval ernstig zal worden aangetast en betogen dat aan het bestreden besluit ten onrechte geen bezonningsonderzoek ten grondslag ligt.
2.13.1. Gezien de afstand van ongeveer 40 meter tot de dichtstbijzijnde bestaande bebouwing en de bouwhoogte van maximaal 13 meter heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bezonning niet onaanvaardbaar wordt beperkt.
De beroepsgrond faalt.
2.14. In hetgeen de vereniging Abcoude-Zuid en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 76, eerste lid, van de Wgh en het bestreden besluit in zoverre ook is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.15. In hetgeen Interkoop en de vereniging Abcoude-West hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen zijn ongegrond.
2.16. De raad dient ten aanzien van de vereniging Abcoude-Zuid en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Voor een veroordeling tot vergoeding van de proceskosten van Interkoop en de vereniging Abcoude-West bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van de vereniging Bescherming Woonklimaat Abcoude-Zuid en anderen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Abcoude van 15 oktober 2009, kenmerk 027;
III. verklaart de overige beroepen ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Abcoude tot vergoeding van bij de vereniging Bescherming Woonklimaat Abcoude-Zuid en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 451,50 (zegge: vierhonderdeenenvijftig euro en vijftig cent), waarvan € 437,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Abcoude aan de vereniging Bescherming Woonklimaat Abcoude-Zuid het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Spoel w.g. Van Baaren
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2010
579.