ECLI:NL:RVS:2010:BO9398

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012194/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • T.L.J. Drouen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas op 15 november 2010 een last onder dwangsom opgelegd aan de verzoeker wegens het in strijd met de milieuvergunning van 26 mei 1998 in werking hebben van een inrichting. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak zonder zitting behandeld.

De voorzitter heeft overwogen dat op 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking is getreden. Dit heeft gevolgen voor de procedure rondom handhavingsbesluiten. De voorzitter concludeert dat, omdat het bestreden besluit is genomen na de inwerkingtreding van de Wabo, de rechtbank als bevoegde rechter moet worden aangemerkt. Dit betekent dat de voorzitter onbevoegd is om het verzoek om voorlopige voorziening te behandelen.

De voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening ter behandeling doorgezonden naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 december 2010.

Uitspraak

201012194/2/M2.
Datum uitspraak: 23 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en,
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 november 2010 heeft het college een last onder dwangsom opgelegd aan [verzoeker] wegens het in strijd met de milieuvergunning van 26 mei 1998 in werking hebben van een inrichting aan de [locatie] te [plaats].
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2010, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. De voorzitter doet uitspraak zonder zitting.
2.2. Op 1 oktober 2010 zijn de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) en de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Invoeringswet) in werking getreden.
2.3. Ingevolge artikel 1.6 van de Invoeringswet, voor zover hier van belang, blijft, indien vóór het tijdstip waarop de Wabo in werking treedt, met betrekking tot een activiteit als bedoeld in die wet een beschikking tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom is gegeven (hierna: een handhavingsbesluit), het onmiddellijk voor dat tijdstip ten aanzien van een zodanige beschikking geldende recht van toepassing tot het tijdstip waarop de beschikking onherroepelijk wordt.
Deze bepaling moet naar het oordeel van de voorzitter aldus worden uitgelegd, dat deze op gelijke wijze van toepassing is op een besluit waarbij een verzoek tot het toepassen van handhavingsmaatregelen wordt afgewezen. Verder moet er naar het oordeel van de voorzitter van worden uitgegaan dat voor de toepassing van dit artikel de datum waarop het primaire besluit over de handhaving is genomen, bepalend is.
Dit betekent dat uit artikel 1.6 van de Invoeringswet voortvloeit, dat wanneer vóór 1 oktober 2010 met betrekking tot een activiteit als bedoeld in de Wabo een beschikking tot toepassing van handhavingsmiddelen is gegeven, of een daartoe strekkende aanvraag is afgewezen, op de verdere besluitvorming en de bezwaar- en beroepsprocedures het recht zoals dat vóór 1 oktober 2010 luidde van toepassing blijft.
2.4. Bij het bestreden besluit is een last opgelegd vanwege overtreding van een op 26 mei 1998 krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning. Deze vergunning moet ingevolge artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Invoeringswet worden gelijkgesteld met een omgevingsvergunning voor de betrokken activiteit te weten: het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo.
Het bestreden besluit is een primair handhavingsbesluit met betrekking tot een activiteit in de zin van de Wabo, dat is genomen na 30 september 2010. Daarom is op het geding het recht zoals dat met ingang van 1 oktober 2010 geldt van toepassing.
Dit brengt onder meer mee dat - anders dan onder het voorheen geldende recht - in deze procedure over handhaving van een krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning niet meer rechtstreeks beroep bij de Afdeling kan worden ingesteld. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan tegen het bestreden besluit - nadat daartegen op grond van artikel 7:1 van de Awb bezwaar is gemaakt - beroep bij de rechtbank worden ingesteld. Nu de rechtbank ter zake als bevoegde rechter is aangewezen, is de voorzieningenrechter van de rechtbank bevoegd op een met betrekking tot dit besluit ingediend verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te beslissen.
2.5. Dit brengt mee dat de voorzitter kennelijk onbevoegd is om van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kennis te nemen. De voorzitter zal het verzoek, met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:81, vierde lid, van de Awb, ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond doorzenden.
2.6. De voorzitter is kennelijk onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2010
375.