ECLI:NL:RVS:2011:BP0518

Raad van State

Datum uitspraak
12 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003159/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J.C. Kranenburg
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor woonzorgcentrum in Boxmeer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 25 februari 2010 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer aan de stichting Pantein Wonen. Deze vergunning betrof de bouw van een woonzorgcentrum met diverse voorzieningen, waaronder verpleegplaatsen, sociale huurwoningen en een apotheek, op een perceel aan de Raetsingel en de Elsendonck te Boxmeer. Het college had op 17 maart 2009 vrijstelling en reguliere bouwvergunning verleend voor de bouwdelen, maar de appellant was van mening dat zijn belangen onvoldoende waren meegewogen en dat de vergunning in strijd was met de geldende bestemmingsplannen.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 12 oktober 2010, waarbij de appellant en het college vertegenwoordigd waren. De Raad overwoog dat het college terecht vrijstelling had verleend op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ondanks de bezwaren van de appellant. De Raad oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had vastgesteld dat de appellant voldoende op de hoogte was gesteld van het bouwplan en dat zijn bezwaren tijdig naar voren waren gebracht. Ook het betoog van de appellant dat de verklaring van geen bezwaar onjuist tot stand was gekomen, werd verworpen, omdat het bouwplan inmiddels in overeenstemming was met het bestemmingsplan "Boxmeer-Oost".

De Raad concludeerde dat de voorzieningenrechter op juiste wijze had geoordeeld en dat het hoger beroep ongegrond was. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

201003159/1/H1.
Datum uitspraak: 12 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) van 25 februari 2010 in de zaken nrs. 10/188 en 10/189 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2009 heeft het college aan de stichting Stichting Pantein Wonen voor bouwdeel 1 vrijstelling en reguliere bouwvergunning, en voor de bouwdelen 2a, 2b, 2c, 3, 4, 5 en 6 bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van een woonzorgcentrum bestaande uit 30 verpleegplaatsen, 8 GGZ-plaatsen, 48 verzorgingsplaatsen, 4 kamers voor tijdelijke opvang, 87 sociale huurwoningen, 50 vrije sector huurappartementen, 45 koopappartementen, 2 huisartsenposten, een apotheek, een fysiotherapiepraktijk, een multifunctionele ruimte en infrastructuur op een perceel gelegen aan de Raetsingel en de Elsendonck te Boxmeer.
Bij besluit van 8 december 2009 heeft het het door [appellant] onder meer daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 februari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Pantein Wonen een nadere uiteenzetting gegeven.
Pantein Wonen heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 oktober 2010, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door H.A.J. Verberk, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar Pantein Wonen, vertegenwoordigd door mr. J.G.M. Broeders en ing. L.A.H. van den Berg, bijgestaan door mr. V.A.E. van Westing, advocaat te Nijmegen, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan is in strijd met de ten tijde van belang geldende bestemmingsplannen "De Elzen" en "De Elzen, eerste herziening, Elsendonck". Teneinde realisering ervan toch mogelijk te maken heeft het college daarvoor krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling van die bestemmingsplannen verleend.
2.2. Het betoog van [appellant] dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen, door hem niet volledig te informeren omtrent het bouwplan en andere omwonenden wel, heeft de voorzieningenrechter terecht niet gevolgd. Het college heeft het ontwerpbesluit, strekkende tot verlening van vrijstelling voor het bouwplan, gepubliceerd in het huis-aan-huisblad "Boxmeers Weekblad" en [appellant] heeft daar, net als andere omwonenden, kennis van kunnen nemen. Voor zover hij stelt dat hij niet altijd nieuwsbrieven of uitnodigingen voor informatiebijeenkomsten heeft ontvangen van Pantein Wonen, maakt dit niet dat hij zijn bezwaren niet tijdig naar voren heeft kunnen brengen.
Het betoog faalt.
2.3. Verder voert [appellant] aan dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de door gedeputeerde staten verleende verklaring van geen bezwaar op onjuiste wijze tot stand is gekomen en het college hiervan geen gebruik mocht maken om vrijstelling te verlenen.
2.3.1. Bij besluit van 22 oktober 2009 heeft de raad van de gemeente het bestemmingsplan "Boxmeer-Oost" vastgesteld. Dit plan is met ingang van 17 mei 2010 onherroepelijk geworden. Niet in geschil is dat het bouwplan met dit bestemmingsplan in overeenstemming is. Dit brengt met zich dat [appellant] geen belang heeft bij dit betoog.
2.4. [appellant] betoogt ook dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het advies van de welstandscommissie Welstandszorg Noord-Brabant niet op juiste wijze tot stand is gekomen, omdat hem in de vergadering van de welstandscommissie van 1 oktober 2009 geen gelegenheid is geboden om het woord te voeren. Ook is onjuist dat het advies van 8 januari 2009 door slechts twee leden van de welstandscommissie is uitgebracht, in plaats van door de ingevolge artikel 9.2, derde lid, van de bouwverordening vereiste drie leden.
2.4.1. Het betoog inzake het ten onrechte niet verlenen van spreekrecht in de vergadering van de welstandscommissie faalt, reeds omdat artikel 9.6, vierde lid, van de bouwverordening van de gemeente Boxmeer daarin niet voorziet.
Het betoog dat het welstandsadvies ten onrechte is uitgebracht door slechts twee leden slaagt evenmin, nu de commissie op 1 oktober 2009 opnieuw positief over het bouwplan heeft geadviseerd, thans in samenstelling van drie leden. De bezwaarschriftenprocedure stelt het bestuursorgaan in staat eventuele gebreken in de besluitvorming te herstellen. Het college heeft het laatste advies dan ook aan het besluit van 8 december 2009 ten grondslag mogen leggen.
Het betoog faalt.
2.5. [appellant] betoogt voorts dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de gehanteerde parkeernorm verouderd is en realisering van het bouwplan tot te hoge parkeerdruk in de buurt zal leiden.
2.5.1. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat het college voor het aantal benodigde parkeerplaatsen mocht aansluiten bij de parkeernormen, voorzien in de door het CROW, kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte, in 2004 uitgegeven "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom" (ASVV), zoals het heeft gedaan en daarmee zijn oordeel dat in de benodigde parkeergelegenheid als gevolg van het bouwplan is voorzien en dat tengevolge van de te realiseren bouwwerken geen te hoge parkeerdruk zal ontstaan toereikend heeft gemotiveerd.
Het betoog faalt.
2.6. Voor zover [appellant] klaagt dat het proces-verbaal van het verhandelde bij de rechtbank onjuistheden bevat, kan dat niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, reeds omdat deze klachten die uitspraak niet betreffen.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2011
414-641.