201008135/1/M1.
Datum uitspraak: 19 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Vereniging de Princenhof, gevestigd te Leeuwarden, en [appellant], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
Bij besluit van 8 juli 2010 heeft het college op grond van artikel 10.33, tweede lid, van de Wet milieubeheer aan het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim voor de duur van vijf jaar tot en met 2015 ontheffing verleend van de gemeentelijke zorgplicht voor de doelmatige inzameling en het doelmatige transport van afvalwater voor 50 niet van riolering voorziene percelen gelegen in de clusters C en D van het gebied De Álde Feanen.
Tegen dit besluit hebben Vereniging de Princenhof en [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 augustus 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Vereniging de Princenhof en [appellant] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2010, waar vereniging De Princenhof, vertegenwoordigd door [appellant], J. Tiktak en H. Sijbrandij in persoon, en het college, vertegenwoordigd door A. Ypma-Iordanescu en J. Luinstra, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim vertegenwoordigd door ing. F.A. Wijma, werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord.
2.1. Ingevolge artikel 10.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer draagt de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders zorg voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen, door middel van een openbaar vuilwaterriool naar een inrichting als bedoeld in artikel 3.4 van de Waterwet.
Ingevolge het derde lid kan het college op verzoek van het college van burgemeester en wethouders in het belang van de bescherming van het milieu ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, voor:
a. een gedeelte van het grondgebied van een gemeente, dat gelegen is buiten de bebouwde kom, en
b. een bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 inwonerequivalenten wordt geloosd.
2.2. Vereniging de Princenhof en [appellant] voeren aan dat het bestreden besluit is gebaseerd op het ontheffingenbeleid van de provincie Fryslân voor de zorgplicht, vastgelegd in de notitie "Notitie ontheffingenbeleid" van 21 augustus 2007 (hierna: de Notitie). Omdat geen bewijs van openbare bekendmaking van dit beleid bekend is, kan het college zich evenwel niet daarop beroepen, aldus Vereniging de Princenhof en [appellant].
2.2.1. Weliswaar is de gedragslijn niet neergelegd in een beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, doch deze omstandigheid laat onverlet dat het college deze gedragsregel mag volgen, mits het bij ieder individueel besluit vermeldt wat de inhoud is van de gedragsregel. Het college heeft dit laatste in het bestreden besluit gedaan. De beroepsgrond faalt.
2.3. Vereniging de Princenhof en [appellant] betwisten de hoogte van de berekende kosten van aanleg van riolering door Grontmij Nederland B.V. Zij beroepen zich voor hun stelling dat aanleg van riolering in cluster C onder het door het college gehanteerde normbedrag blijft, op het rapport van Aquario Watermanagement B.V. 'Sanering van alle ongezuiverde afvalwaterlozingen afkomstig van verblijfsrecreatie in de Álde Feanen', van 28 maart 2006. Volgens Vereniging de Princenhof en [appellant] miskent het college dat het gebied Álde Feanen maximale bescherming kent op grond van de benoeming tot Nationaal Park en Natura 2000-gebied en moet het in zijn geheel als zeer kwetsbaar worden aangemerkt, hetgeen per perceel leidt tot toepasselijkheid van het hogere normbedrag voor lozing in zeer kwetsbaar gebied. Volgens Vereniging Princenhof en [appellant] is er bovendien geen goede grond waarom de clusters A en B wel een riolering hebben en de clusters C en D niet.
2.3.1. Het college heeft zich op grond van de Notitie op het standpunt gesteld dat de aanleg van riolering in clusters C en D van het gebied Álde Feanen ondoelmatig is zowel vanuit de investeringskosten als vanuit exploitatieoogpunt. Het college is uitgegaan van ligging van de meeste percelen in een kwetsbaar gebied.
2.3.2. Uit de stukken blijkt dat zich in het gebied De Álde Feanen 81 percelen bevinden, gelegen in de clusters A1, A2, B, C en D. Bij besluit van 26 januari 2005 heeft het college ontheffing verleend voor een periode van 5 jaar voor deze 81 percelen. In 2008 en 2009 zijn niettemin 31 percelen, gelegen in de clusters A1, A2 en B, aangesloten op het luchtpersriool.
Het college verleent ontheffing wanneer de kosten hoger zijn dan de som van de normbedragen. Deze normbedragen zijn voor lozing in kwetsbaar gebied per perceel € 15.243,00 en voor lozing in zeer kwetsbaar gebied € 21.340,00.
Uit het onderzoeksrapport van Grontmij Nederland B.V. blijkt dat de investeringskosten voor cluster C per perceel worden geschat op € 44.076,35 en dat voor de aansluiting van de percelen binnen cluster D geen exacte kostenberekening is gemaakt omdat door de ligging van de percelen in cluster D het duidelijk is dat aansluiting op de riolering duurder is dan de kosten in cluster C. In hetgeen Vereniging Princenhof en [appellant] hebben betoogd, kan geen aanleiding worden gevonden om te twijfelen aan de juistheid van de resultaten van dit onderzoek van Grontmij Nederland B.V. Hierbij is van belang dat Grontmij Nederland B.V. is betrokken geweest bij de aanleg van het luchtpersriool in de clusters A1, A2 en B en dat haar berekening mede is gebaseerd op die ervaring, terwijl de berekeningen in het rapport van Aquario Watermanagement B.V. zijn gebaseerd op kaartmateriaal dan wel een bureaustudie.
2.3.3. Uitgaande van het bedrag van de investeringskosten voor cluster C per perceel van € 44.076,35, stelt de Afdeling vast dat hiermee ook het normbedrag voor lozing in zeer kwetsbaar gebied van € 21.340,00 in ruime mate wordt overschreden. Onder die omstandigheid is de vraag of het gebied De Álde Feanen in zijn geheel al dan niet als zeer kwetsbaar aangemerkt moet worden in dit geschil niet meer van belang, zoals Vereniging Princenhof en [appellant] ter zitting ook hebben erkend.
2.3.4. Wat het betoog van Vereniging Princenhof en [appellant] betreft dat de clusters C en D gelijk moeten worden behandeld als de clusters A1, A2 en B waar wel rioleringswerken zijn aangelegd, moet worden opgemerkt dat de 31 percelen in de clusters A1, A2 en B zich tamelijk geconcentreerd in een relatief klein gebied op korte afstand tot de van riolering voorziene kern van Eernewouden bevinden en de in de clusters C en D gelegen percelen zich veel dieper in De Álde Feanen bevinden. Ter zitting heeft het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim onweersproken gesteld dat de lange afstanden en de vele zinkerconstructies in het systeem maken dat de hoeveelheden afvalwater in het hoogseizoen nauwelijks kunnen worden verwerkt in de clusters A1, A2 en B. Daaraan heeft dit college toegevoegd dat de leidingdruk op sommige plaatsen in het systeem hoog oploopt, waardoor er slangverbindingen in enkele woonarken zijn losgeschoten en onderhoudskosten hoger zijn uitgevallen dan voorzien. De Afdeling acht het mede gelet hierop aannemelijk dat riolering dieper in De Álde Feanen zowel wat de aanleg als het beheer en functioneren betreft nog kostbaarder en problematischer zal zijn. Van gelijke gevallen is derhalve geen sprake, zodat reeds daarom niet kan worden gezegd dat nu riolering is aangelegd in de clusters A1, A2 en B, geen ontheffing had mogen worden verleend voor de clusters C en D.
2.4. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het college in redelijkheid ontheffing heeft kunnen verlenen van de gemeentelijke zorgplicht voor de doelmatige inzameling en het doelmatige transport van afvalwater voor 50 niet van riolering voorziene percelen gelegen in de clusters C en D van het gebied De Álde Feanen.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2011