ECLI:NL:RVS:2011:BP2061

Raad van State

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004539/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Langerak 2008 en de gevolgen voor Nannoka Vulcanus Industries B.V.

Op 4 februari 2010 heeft de raad van de gemeente Doetinchem het bestemmingsplan "Langerak 2008" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de besloten vennootschap Nannoka Vulcanus Industries B.V. beroep ingesteld bij de Raad van State, ingekomen op 5 mei 2010. De zaak is behandeld op 21 december 2010, waarbij Vulcanus werd vertegenwoordigd door de algemeen directeur en de raad door E.H.J. Ketels. Vulcanus betoogde dat de goot- en bouwhoogten voor de bestemming "Bedrijf B" te laag zijn, wat de uitbreiding of nieuwbouw van hun productieproces zou belemmeren. De raad verdedigde dat de goothoogte gelijk was aan die in het vorige plan en dat de bouwhoogte niet was beperkt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de raad onvoldoende rekening had gehouden met de bedrijfsmatige belangen van Vulcanus. De huidige bouwwerken van Vulcanus overschrijden de maximale goothoogte van 9 meter, en de Afdeling concludeerde dat de raad niet met de vereiste zorgvuldigheid had gehandeld bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Daarnaast werd de aanduiding "archeologische waarden" op de gronden met de bestemming "Bedrijf B" als een ongerechtvaardigde beperking van de gebruiksmogelijkheden beschouwd. De raad had onvoldoende onderzoek gedaan naar de archeologische situatie, ondanks dat Vulcanus had aangetoond dat het terrein in het verleden was opgehoogd. De Afdeling verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van de raad voor zover het betrekking had op de gronden van Vulcanus. De raad werd ook verplicht om het griffierecht aan Vulcanus te vergoeden.

Uitspraak

201004539/1/R2.
Datum uitspraak: 26 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nannoka Vulcanus Industries B.V., gevestigd te Doetinchem,
appellante,
en
de raad van de gemeente Doetinchem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 februari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Langerak 2008" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Vulcanus bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 mei 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2010, waar Vulcanus, vertegenwoordigd door [algemeen directeur], en de raad, vertegenwoordigd door E.H.J. Ketels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een actualisatie van het bestemmingsplan voor de kern van Langerak.
2.2. Vulcanus voert aan dat de goot- en bouwhoogten die gelden voor de gronden met de bestemming "Bedrijf B" te laag zijn voor een goede bedrijfsvoering. Aangezien de planregels geen afwijking toelaten van deze maximale goot- en bouwhoogten, wordt uitbreiding of nieuwbouw van het primaire productieproces hiermee onmogelijk gemaakt. Daarnaast betoogt Vulcanus dat het plan ontoereikende mogelijkheden biedt voor het bouwen van bijvoorbeeld silo's en omvangrijke schoorstenen.
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de opgenomen goot- en bouwhoogten voldoende zijn, nu de goothoogte gelijk is aan die in het vorige plan en geen bouwhoogte is opgenomen. Ter zitting heeft de raad nader aangegeven dat inzake de gemeentelijke bouwverordening de maximale bouwhoogte 15 meter is. De raad stelt zich verder op het standpunt dat het plan niet in de weg staat aan de bouw van silo's en schoorstenen.
2.2.2. Vulcanus is een ijzergieterij die sinds 1894 ter plaatse is gevestigd. De bedrijfsactiviteiten van Vulcanus bestaan uit het toeleveren van gietwerk aan de power- en transmissie-industrie ten behoeve van industriële voertuigen.
Niet in geschil is dat de huidige bouwwerken van Vulcanus een hogere goothoogte hebben dan 9 meter. Hoewel in artikel 14, derde lid, van de planregels een regeling is getroffen waarin is bepaald dat voor reeds aanwezige bouwwerken de bestaande goot- en bouwhoogten als maximum gelden, voorziet deze regeling slechts in de mogelijkheid de bestaande maten op de plaats waar deze bouwwerken thans aanwezig zijn aan te houden.
Aannemelijk is dat deze mogelijkheid te beperkt is in het geval van vernieuwing van de bebouwing ten behoeve van een aanpassing hiervan aan een moderner productieproces. De stelling van de raad ter zitting dat de belangen van Vulcanus niet worden aangetast omdat het Vulcanus vrijstaat op het gehele bouwvlak met een zeer flauwe dakhelling tot 15 meter hoogte te bouwen mits een herkenbare goot op 9 meter aanwezig blijft, acht de Afdeling niet begrijpelijk. Ter zitting is aannemelijk geworden dat het belang voor Vulcanus bij een hogere of afwezige goothoogte groot is gelet op de specifieke eisen van het productieproces. Hiertoe is naar voren gekomen dat ten behoeve van frequent technisch onderhoud van de procesinstallaties een kraanbaan is gesitueerd over de volle breedte van de hal. Gelet op de hoogte van de procesinstallaties en de omstandigheid dat de kraanwagen een ruimte van 3 meter daarboven in beslag neemt en deze tevens op de zijmuur dient te steunen, is een goothoogte van minimaal 12 meter nodig, en zou een flauwe dakhelling het voor het functioneren van het productieproces nodige onderhoud onmogelijk maken.
Voorts valt niet in te zien welk belangrijk verschil voor de omgeving een goothoogte van 9 meter met een bouwhoogte van 15 meter oplevert ten opzichte van de situatie dat met een goothoogte van 15 meter zonder kap wordt gebouwd.
Gelet op het voorgaande heeft de raad onvoldoende blijk gegeven van het in acht nemen van de bedrijfsmatige belangen van Vulcanus bij de vaststelling van het besluit.
Voorts heeft de raad ter zitting het standpunt ingenomen dat de bouw van schoorstenen en silo's is toegestaan, maar is onvoldoende duidelijk geworden of, en zo ja, onder welke planregel, dit in het plan zou zijn geregeld. Verder is niet gebleken dat is onderzocht welke bouwwerken ter plaatse aanwezig en, gelet op de betrokken belangen, nodig zijn voor de bedrijfsvoering. Ook in dit opzicht is het besluit derhalve niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
2.3. Vulcanus betoogt verder dat de aanduiding "archeologische waarden" op de gronden met de bestemming "Bedrijf B" tot een ongerechtvaardigde inperking leidt van de bedrijfsmatige gebruiksmogelijkheden. Vulcanus wijst er hierbij op dat de oorspronkelijk laaggelegen uiterwaarden die in gebruik zijn als industrieterrein, in de loop der jaren ruim twee meter zijn opgehoogd. Door deze ophoging kan het in het geding zijnde deel van het plangebied geen archeologische waarden bevatten en bestaat daarmee geen noodzaak tot het doen van een verkennend onderzoek indien de in de planregels genoemde werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de verplichting tot een vergunning de gebruiksmogelijkheden van de gronden met de bestemming "Bedrijf B" niet beperkt nu slechts moet worden nagegaan of het verrichten van bepaalde werken of werkzaamheden de archeologische waarden aantasten. De raad wijst er in dit verband op dat uit de gemeentelijke Archeologische Verwachtingskaart blijkt dat er in het plangebied sprake kan zijn van archeologische waarden. Een ophoging van het terrein doet daar niet aan af, aldus de raad.
2.3.2. Ingevolge artikel 39, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidde ten tijde van de vaststelling van het plan, kan bij een bestemmingsplan in het belang van de archeologische monumentenzorg een vergunning als bedoeld in artikel 3.3., onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) verplicht worden gesteld.
Volgens de verbeelding heeft een deel van de gronden met de bestemming "Bedrijf B" de aanduiding "archeologische waarden". Ingevolge artikel 3, vijfde lid, onder a, van de planregels is voor de daarin omschreven werken en werkzaamheden een vergunning vereist. In artikel 3, vijfde lid, onder b, is een aantal uitzonderingen opgenomen, onder andere ten aanzien van het normale onderhoud en werken en werkzaamheden die beperkt blijven tot een gebied met een oppervlak van maximaal 100 m².
2.3.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 november 2010, in zaaknummer
200905029/1/R1), rust op de raad de plicht om zich voldoende te informeren omtrent de archeologische situatie in het gebied, alvorens bij het plan uitvoerbare bestemmingen kunnen worden aangewezen.
Ter zitting is aannemelijk gemaakt dat uit diverse onderzoeken, waaronder historisch onderzoek, volgt dat het terrein van Vulcanus in het verleden is opgehoogd. De raad heeft ter zitting erkend dat dit door Vulcanus aangedragen gegeven niet is meegewogen bij de beslissing om de aanduiding "archeologische waarden" toe te kennen en dat de beslissing uitsluitend is gebaseerd op de gemeentelijke Archeologische verwachtingskaart. Voorts is ter zitting niet duidelijk geworden welke verwachtingswaarden met bijbehorende mate van kwetsbaarheid voor bodemingrepen op de Archeologische verwachtingskaart zijn aangeduid voor de gronden van Vulcanus. Gelet op die omstandigheden heeft de raad in dit geval niet kunnen volstaan met het slechts verwijzen naar de algemene gemeentelijke Archeologische Verwachtingskaart zonder enig nader archeologisch onderzoek.
De stelling van de raad dat geen aantasting van de belangen van Vulcanus plaatsvindt, omdat een aangevraagde vergunning naar alle waarschijnlijkheid zal worden verleend, houdt onvoldoende rekening met de kosten die door de grondeigenaar gemaakt moeten worden voorafgaand aan de aanvraag van een vergunning.
Gelet op het voorgaande is het besluit ook op dit punt niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
2.3.4. In hetgeen Vulcanus heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Bedrijf B" voor zover dit ziet op de gronden van Vulcanus is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Doetinchem van 4 februari 2010, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijf B", voor zover dit ziet op de gronden van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nannoka Vulcanus Industries B.V.;
III. gelast dat de raad van de gemeente Doetinchem aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nannoka Vulcanus Industries B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Langeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2011
317-677.