201005911/1/H1.
Datum uitspraak: 26 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 april 2010 in zaak nr. 08/4412 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Oss.
Bij besluit van 14 november 2008 heeft het college aan de gemeente Oss vrijstelling verleend voor het aanleggen van een tijdelijke bouwweg op de percelen plaatselijk bekend als Piekenhoef-Berghem te Berghem.
Bij uitspraak van 29 april 2010, verzonden op 10 mei 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 juni 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 januari 2011, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. W. de Wit en F.R. Roos, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het college heeft krachtens artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend voor een tijdelijke weg ten behoeve van het bouwverkeer van het bouwproject "Piekenhof fase 3". De beoogde bouwweg loopt onder meer vanaf de Lijnzaadweg in oostelijke richting naar het bouwproject, waarbij twee landbouwpercelen van [appellant] over een breedte van maximaal 10 tot 12 m worden doorkruist.
2.2. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd omtrent de Wet voorkeursrecht gemeenten, de onderhandelingen over de aankoop van zijn percelen en de compensatie die hij ontvangt voor het gebruik daarvan, valt buiten de omvang van dit geding en wordt derhalve buiten beschouwing gelaten.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college in redelijkheid vrijstelling voor de bouwweg heeft kunnen verlenen. Daartoe voert hij aan dat het college ten onrechte voorbij is gegaan aan de door hem aangedragen alternatieve route.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in uitspraak van 31 maart 2010 in zaak nr.
200908623/1/H1) kan, indien het project op zichzelf aanvaardbaar is, het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden behaald met aanmerkelijk minder bezwaren. Het college heeft gemotiveerd uiteen gezet welke bezwaren bestaan tegen de aangedragen alternatieve route en, onder meer onder verwijzing naar het rapport van adviesbureau Megaborn van 31 oktober 2010, om welke redenen de gekozen route de meeste geschikte is. Gelet op die uiteenzetting is niet aannemelijk dat met de alternatieve route een gelijkwaardig resultaat kan worden behaald met aanmerkelijk minder bezwaren. Voor zover [appellant] stelt dat, anders dan het college stelt, de aanwezige gasleiding geen belemmering voor de aanleg van de alternatieve route oplevert, leidt dat niet tot een ander oordeel, nu het college die stelling voldoende gemotiveerd heeft weersproken door te verwijzen naar de benodigde ontheffing van de eigenaar van de gasleiding en de extra kosten die het aanleggen van die weg met zich brengt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2011