ECLI:NL:RVS:2011:BP2771

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006207/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. van Dijk
  • P.A. Offers
  • C.J.M. Schuyt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Laatste kansbeleid en huisvesting in Zeist

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Zeist om zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een laatste kans op huisvesting niet-ontvankelijk te verklaren, ongegrond werd verklaard. De zaak is ontstaan na een brief van de Laatste kanscommissie aan [appellant] op 29 oktober 2008, waarin hem werd meegedeeld dat hij niet in aanmerking kwam voor een laatste kans op huisvesting. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen deze beslissing niet-ontvankelijk, omdat de brief volgens hen geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 6 januari 2011 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de Laatste kanscommissie geen bestuursorgaan is, omdat deze niet is ingesteld op basis van publiekrechtelijke grondslagen. De commissie, die bestaat uit medewerkers van de gemeente en woningcorporaties, heeft geen publiekrechtelijke bevoegdheid om beslissingen te nemen die de rechtspositie van andere rechtssubjecten beïnvloeden. De Afdeling concludeerde dat de brief van 29 oktober 2008 geen besluit is en dat het hoger beroep ongegrond is. Het verzoek van [appellant] om schadevergoeding werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukt de noodzaak van een publiekrechtelijke basis voor de werking van de Laatste kanscommissie. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van het Laatste kansbeleid in de gemeente Zeist en de rol van woningcorporaties in dit proces.

Uitspraak

201006207/1/H3.
Datum uitspraak: 2 februari 2011.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], domicilie kiezend te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 mei 2010 in zaak nr. 09/428 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zeist.
1. Procesverloop
Bij brief van 29 oktober 2008 heeft de voorzitter van de zogenoemde Laatste kanscommissie aan [appellant] medegedeeld dat hij op grond van het Laatste kansbeleid Zeist niet in aanmerking komt voor een laatste kans op huisvesting bij een woningcorporatie in de gemeente Zeist.
Bij besluit van 13 januari 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 12 mei 2010, verzonden op 18 mei 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juni 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 januari 2011, waar het college, vertegenwoordigd door T.H.M. Kamphuis, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder bestuursorgaan verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.2. Het Laatste kansbeleid betreft een regeling van de gemeente en drie Zeister woningcorporaties voor personen van wie het huurcontract voor de eerste keer is ontbonden vanwege een huurschuld of overlast. Op basis van het Laatste kansbeleid kunnen deze personen een zogenoemde "laatste kans" krijgen om opnieuw voor een woning in Zeist in aanmerking te komen.
Volgens punt 8 van de paragraaf "Uitvoeringsreglement Laatste kansbeleid" bestaat de Laatste kanscommissie uit medewerkers van de gemeente, de woningcorporaties en WoningNet. De commissie beoordeelt het verzoek van een ontruimde en neemt een besluit op de aanvraag.
Volgens punt 9 zoeken de drie woningcorporaties een woning uit hun totale Zeister woningbestand als het verzoek om voor een woning op basis van het Laatste kansbeleid in aanmerking te komen, wordt toegewezen.
2.3. [appellant] heeft in het kader van een op handen zijnde ontruiming van zijn woning in Austerlitz, gemeente Zeist, op 18 augustus 2008 een verzoek ingediend om in aanmerking te komen voor toepassing van het Laatste kansbeleid. De Laatste kanscommissie heeft dat verzoek bij brief van 29 oktober 2008 afgewezen wegens het ontbreken van enige mate van schuldbesef bij [appellant] en het afwezig zijn van uitzicht op verbetering. Daarbij heeft de commissie in aanmerking genomen dat [appellant] eerder is veroordeeld tot ontruiming van een woning in Odijk, gemeente Bunnik.
Het college heeft het door [appellant] tegen de brief van 29 oktober 2008 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat die brief volgens het college geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Toepassing van het Laatste kansbeleid is alleen privaatrechtelijk van aard, aldus het college. Aan dat standpunt heeft het ten grondslag gelegd dat het Laatste kansbeleid kan worden toegepast naast de voorschriften uit het Burgerlijk Wetboek en de Regionale Huisvestingsverordening Bestuur Regio Utrecht en dat toepassing van het Laatste kansbeleid leidt tot een privaatrechtelijke huurovereenkomst tussen de huurder en de betrokken woningcorporatie.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de brief van 29 oktober 2008 niet een besluit is dat afkomstig is van een bestuursorgaan, noch is gebaseerd op een publiekrechtelijke grondslag. De rechtbank heeft volgens hem miskend dat de Laatste kanscommissie dient te worden aangemerkt als een bestuursorgaan, nu deze deels bestaat uit medewerkers van de gemeente. Voorts heeft de rechtbank miskend dat de beslissing op een aanvraag om in aanmerking te komen voor het Laatste kansbeleid publiekrechtelijk van aard is, aangezien toewijzing van die aanvraag leidt tot het door het college met voorrang verstrekken van een huisvestingsvergunning. Bovendien is het Laatste kansbeleid wettelijk alleen toegestaan door de publiekrechtelijke bevoegdheid die het gemeentebestuur heeft in het kader van de huisvesting, aldus [appellant].
2.4.1. Anders dan [appellant] betoogt, is het enkele feit dat medewerkers van de gemeente deel uitmaken van de Laatste kanscommissie niet voldoende om te kunnen oordelen dat die commissie een bestuursorgaan is. Om als bestuursorgaan te kunnen worden aangemerkt, dient zij een orgaan te zijn van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, dan wel met enig openbaar gezag te zijn bekleed.
De gemeente Zeist is een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 maart 2003 in zaak nr.
200105178/1) is voor de vraag of een commissie kan worden beschouwd als een orgaan van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, de aanwezigheid van een publiekrechtelijke grondslag bepalend. De Laatste kanscommissie is ingesteld op grond van het Laatste kansbeleid, hetwelk de uitwerking is van artikel 9, onder e, van de Prestatieovereenkomst 2005-2008 die de gemeente Zeist en drie Zeister woningcorporaties hebben gesloten in het kader van de ontwikkeling en het beheer van de woonvoorraad en woonomgeving in de gemeente Zeist. Het Laatste kansbeleid betreft dus een regeling van de gemeente en drie Zeister woningcorporaties en vindt zijn grondslag niet in een verordening of wet en kan daarom niet als een publiekrechtelijke grondslag voor het instellen van de Laatste kanscommissie worden aangemerkt. De Laatste kanscommissie is derhalve geen bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of de commissie moet worden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Voor het antwoord op de vraag of de commissie met enig openbaar gezag is bekleed, als bedoeld in deze bepaling, is bepalend of aan haar een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. De Afdeling beantwoordt deze vraag ontkennend. In de Huisvestingswet noch in de Regionale Huisvestingsverordening is een bevoegdheid neergelegd om aan personen van wie het huurcontract voor de eerste keer is ontbonden vanwege een huurschuld of overlast, een laatste kans te bieden om opnieuw voor een sociale huurwoning in aanmerking te komen. Deze mogelijkheid is door de gemeente Zeist en de Zeister woningcorporaties zelf in het leven geroepen met de Prestatieovereenkomst en het daarop gebaseerde Laatste kansbeleid. Volgens dat beleid zoeken de drie woningcorporaties een woning uit hun totale Zeister woningbestand, als het verzoek om voor een woning op basis van het Laatste kansbeleid in aanmerking te komen wordt toegewezen. Dat het college aan de huurder een huisvestingsvergunning dient te verlenen voordat die woning in gebruik mag worden genomen, hetgeen inderdaad een publiekrechtelijke rechtshandeling is, betekent niet dat de toepassing van het Laatste kansbeleid zelf ook publiekrechtelijk van aard is. Nu een publiekrechtelijke bevoegdheid ontbreekt, is geen sprake van het uitvoeren van enig openbaar gezag door de Laatste kanscommissie. De Laatste kanscommissie is derhalve ook geen bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat de Laatste kanscommissie geen bestuursorgaan is en dat de brief van 29 oktober 2008 geen besluit is.
Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Het op artikel 8:73 van de Awb gebaseerde verzoek van [appellant] om schadevergoeding dient te worden afgewezen, reeds omdat het hoger beroep ongegrond is.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Van Dijk w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2011.
176-611.