ECLI:NL:RVS:2011:BP2773

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007209/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • H. Troostwijk
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening lichte bouwvergunning voor duivenhok in Hoofddorp

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 22 juni 2010 het beroep van [appellant] tegen de verlening van een lichte bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer ongegrond heeft verklaard. De bouwvergunning, verleend op 15 september 2009, betreft de plaatsing van een duivenhok op het perceel [locatie] te Hoofddorp. Het college had eerder, op 2 december 2009, het bezwaar van [appellant] tegen deze vergunning ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de vergunning correct was verleend en dat de bezwaren van [appellant] niet opgingen.

Tijdens de zitting op 6 januari 2011 heeft [appellant] zijn bezwaren toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de verleende vergunning afwijkt van de aanvraag, omdat deze ook betrekking zou hebben op een eerder zonder vergunning geplaatst duivenhok. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de vergunning enkel betrekking heeft op het recent aangebrachte duivenhok, zoals weergegeven in de bij de aanvraag behorende bouwtekening.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 2 februari 2011 het hoger beroep ongegrond verklaard. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de bouwvergunning niet in strijd was met het bestemmingsplan en dat er geen reden was om de vergunning te weigeren op basis van de door [appellant] aangevoerde argumenten. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201007209/1/H1.
Datum uitspraak: 2 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) van 22 juni 2010 in zaak nr. 10/102 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] lichte bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een duivenhok op het perceel [locatie] te Hoofddorp.
Bij besluit van 2 december 2009 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 juli 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 19 augustus 2010.
Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 januari 2011, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. J.M. Metselaar, in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de verleende bouwvergunning afwijkt van de ingediende aanvraag, doordat zij ook het sinds 1995 op het perceel aanwezige duivenhok, dat daar zonder bouwvergunning is gerealiseerd, betreft.
2.1.1. Dat betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid aangenomen dat de bouwvergunning is verleend voor het recent aangebrachte duivenhok. Op de bij de aanvraag behorende bouwtekening, die voorzien is van een stempel dat die tekening bij het besluit van 15 september 2009 met nr. 2009/536 hoort, is één constructie van aluminium met gaas en trespa voor een duivenhok weergegeven, zoals omschreven in de aanvraag. Dat de bouwvergunning is verleend voor een duivenhok, terwijl in de aanvraag is vermeld dat het gebruik van het gebouwde volière zal zijn, doet daaraan niet af.
2.2. Nu de verleende bouwvergunning geen betrekking heeft op het duivenhok dat sinds 1995 op het perceel aanwezig is, kunnen de door [appellant] daarop betrekking hebbende klachten niet leiden tot het ermee beoogde doel.
2.3. Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Woningwet, zoals die luidde ten tijde van belang, voor zover thans van belang, mag de reguliere bouwvergunning slechts en moet deze worden geweigerd, indien:
a. de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk maken dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120.
c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
Ingevolge het derde lid, aanhef en onder a, is op de lichte bouwvergunning het eerste lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onderdeel a van dat lid slechts van toepassing is, voor zover de voorschriften die in dat onderdeel zijn bedoeld betrekking hebben op constructieve veiligheid.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit van 2 december 2009 in strijd is met het Bouwbesluit 2003, nu de brandveiligheid en bouwtechnische staat van het duivenhok onduidelijk is, omdat daarnaar geen onderzoek is gedaan.
2.4.1. Dit betoog faalt evenzeer. De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college de bouwvergunning om die reden niet mocht verlenen, nu [appellant] zijn stelling dat het bouwplan niet aan de voorschriften betreffende de constructieve veiligheid voldoet niet nader heeft toegelicht.
Dat het duivenhok, als gesteld, in strijd met een aan de verleende bouwvergunning verbonden voorschrift niet brand- en bouwtechnisch gereed is gemeld, betekent evenmin dat ten onrechte bouwvergunning is verleend.
2.5. De rechtbank heeft het bouwplan in overeenstemming geacht met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Hoofddorp Toolenburg 2007". [appellant] heeft dat oordeel in hoger beroep niet bestreden. Onder die omstandigheden en nu het bouwplan niet met het Bouwbesluit 2003 in strijd is en het college geen grond had om bouwvergunning te weigeren, heeft de rechtbank aan de stellingen van [appellant] dat de in 1995 door hem met [vergunninghouder] gemaakte afspraak over het aantal te houden duiven niet wordt nagekomen, hij overlast ondervindt van de duiven en het uitzicht en de waarde van zijn woning zal verminderen terecht niet de betekenis toegekend die [appellant] daaraan toegekend wilde zien.
2.6. Dat het duivenhok, naar [appellant] verder stelt, in afwijking van wat is vergund is gebouwd, levert voorts geen grond op om de aangevallen uitspraak te vernietigen, aangezien deze stelling geen betrekking heeft op de verlening van de bouwvergunning.
2.7. Ten slotte heeft [appellant] voor het eerst in hoger beroep aangevoerd dat het college de bouwvergunning ingevolge artikel 59 van de Woningwet dient in te trekken. Reeds omdat het bij de rechtbank bestreden besluit geen weigering om dat te doen inhoudt, faalt ook dat betoog.
2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Lodder
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2011
17-552.