201010979/2/R1.
Datum uitspraak: 28 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], beiden wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Weert,
verweerder.
Bij besluit van 22 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Swartbroek 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 november 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 november 2010, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 januari 2011, waar [verzoekers], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jans en ing. M.W. Arts, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan beoogt een actueel beheerkader te geven voor het kerkdorp Swartbroek, waarbij onder meer voor de gronden voor Ittervoorterweg 70h wordt voorzien in uitoefening van schutterij en de bouw van schietbomen. Aan deze gronden is de bestemming "Maatschappelijk" toegekend met de aanduiding "specifieke vorm van sport - schutterij" (hierna: het plandeel).
2.3. [verzoekers] wonen in de nabijheid van het plandeel en kunnen zich niet verenigen met de mogelijkheden die het plan ter plaatse van het plandeel biedt. Zij beogen met het verzoek om voorlopige voorziening onomkeerbare gevolgen te voorkomen. Ter zitting is gebleken dat het college van burgemeester en wethouders inmiddels een conceptvergunning voor het bouwen van twee schietbomen ter inzage heeft gelegd. De voorzitter acht een spoedeisend belang aanwezig.
2.4. [verzoekers] betogen onder meer dat het toestaan van de schutterij en de schietbomen leidt tot geluidsoverlast op hun woningen, de naastgelegen begraafplaats en tijdens de diensten in de nabijgelegen kerk. Zij wijzen in dit verband op de afstand als genoemd in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering, editie 2009" (hierna: de VNG-brochure). Zij voeren aan dat de raad de afwijking van deze afstand onvoldoende heeft gemotiveerd door enkel te wijzen op de bestaande situatie, waardoor onvoldoende aandacht aan de geluidsbelasting is besteed. In dit verband wijzen zij op de ongelimiteerde gebruiksduur van de schutterij en de extra geluidsbelasting vanwege de kogelvanger.
2.5. Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder e, van de planregels, zijn de gronden waaraan de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduiding "specifieke vorm van sport - schutterij" zijn toegekend, bestemd voor schutterij.
Ingevolge lid 6.2, onder 6.2.1, aanhef en onder c, mogen op het plandeel uitsluitend twee schietbomen met kogelvangers en bijbehorend clublokaal worden gebouwd.
Ingevolge dit lid, onder 6.2.3, onder d en onder 3, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - schutterij" maximaal twee schietbomen met kogelvangers worden gebouwd waarvan de hoogte maximaal 20 m mag bedragen.
De woningen van [verzoekers] staan op een afstand van onderscheidenlijk ongeveer 55 m en 1,5 m van het plandeel.
2.6. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat nu voor een schutterij op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) geen geluidsnormen gelden en het toestaan van schutterij op dit plandeel niet aangemerkt kan worden als een nieuwe ontwikkeling, hij wat betreft geluidhinder geen afweging heeft hoeven maken.
2.7. De voorzitter overweegt dat de Afdeling in haar uitspraak van 4 juli 2007, in zaak nr.
200607692/1, reeds heeft overwogen dat ingevolge haar eerdere uitspraak van 7 maart 2002, in zaak nr. 200103290/1, goedkeuring is onthouden aan de bestemming "Bijzondere doeleinden" voor de plandelen voor het schootsveld, zodat het voorheen geldende bestemmingsplan "Swartbroek 1981" van toepassing is. Ingevolge dit bestemmingsplan rusten op deze perceelsgedeelten de bestemmingen "Tuin", "Groenvoorzieningen" en "Begraafplaats" en is het gebruik van de betreffende gronden als schootsveld daarmee in strijd. Verder overweegt de voorzitter dat niet in geschil is dat de bouw van schietbomen niet was toegestaan. Het bestemmen van het plandeel voor schutterij en het toestaan van de bouw van twee schietbomen moet aldus als een nieuwe ontwikkeling worden aangemerkt.
De voorzitter overweegt dat hoewel het geluid vanwege traditioneel schieten door een schutterij ingevolge het Activiteitenbesluit niet bij de bepaling van het geluidniveau wordt betrokken, de raad dit wel bij de vaststelling van een bestemmingsplan in het kader van de vereiste belangenafweging dient te betrekken. Dit klemt te meer nu in de VNG-brochure als afstand tussen schietbanen met schietbomen en een rustige woonwijk 500 m staat vermeld. Van een dergelijke belangenafweging is niet gebleken. Reeds hierin ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.8. De raad dient ten aanzien van [verzoekers] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Weert van 22 september 2010, kenmerk RAD-000286, voor zover dit het plandeel voor de gronden Ittervoorterweg 70h met de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduiding "specifieke vorm van sport - schutterij" betreft;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Weert tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 44,11 (zegge: vierenveertig euro en elf cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
III. gelast dat de raad van de gemeente Weert aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2011