ECLI:NL:RVS:2011:BP2788

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003947/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • P.F.W. Tuit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Bowlespark 1' vastgesteld door de raad van de gemeente Wageningen

Op 8 februari 2010 heeft de raad van de gemeente Wageningen het bestemmingsplan 'Bowlespark 1' vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de vereniging Wageningen Monumentaal, gevestigd te Wageningen, op 21 april 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. De raad heeft een verweerschrift ingediend en Wageningen Monumentaal heeft nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 8 december 2010, waar beide partijen vertegenwoordigd waren.

De raad betoogde dat Wageningen Monumentaal niet als belanghebbende kan worden aangemerkt volgens artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel definieert belanghebbende als degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De Afdeling oordeelde dat Wageningen Monumentaal, gezien haar statutaire doelstellingen en feitelijke werkzaamheden, wel degelijk een rechtstreeks betrokken belang behartigt en dus als belanghebbende kan worden aangemerkt.

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van woningen in het bestaande kantongerechtsgebouw op het perceel Bowlespark 1. Wageningen Monumentaal verzet zich tegen de bestemming 'Gemengd' voor bepaalde gronden rondom het kantongerechtsgebouw, omdat zij vindt dat deze gronden een bestemming met openbaar karakter zouden moeten krijgen. De raad heeft echter gesteld dat het vastgestelde plan een afweging is tussen de toekomstige woonfunctie, de openbare ruimte en de monumentale omgeving.

De Afdeling oordeelde dat de raad bij het vaststellen van een bestemmingsplan een grote mate van beleidsvrijheid toekomt. De Afdeling vond het standpunt van de raad niet onredelijk en concludeerde dat Wageningen Monumentaal niet aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de openbare ruimte zwaarder zou moeten wegen dan de belangen die met het plan gediend zijn. Het beroep van Wageningen Monumentaal werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201003947/1/R2.
Datum uitspraak: 2 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Wageningen Monumentaal Vereniging voor stadsschoon, gevestigd te Wageningen,
appellante,
en
de raad van de gemeente Wageningen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bowlespark 1" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Wageningen Monumentaal bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Wageningen Monumentaal heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2010, waar Wageningen Monumentaal, vertegenwoordigd door [voorzitter] van Wageningen Monumentaal, en de raad, vertegenwoordigd door E.C. Bijker en M.G. Schot, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De raad stelt dat Wageningen Monumentaal niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
2.2.1. In artikel 2, eerste lid, van de statuten van Wageningen Monumentaal is bepaald dat zij het bevorderen en in stand houden van het stadsschoon en de monumentale en landschappelijke waarden in de gemeente Wageningen, in de meest ruime zin, tot doel heeft.
Blijkens het tweede lid van dit artikel tracht zij dit doel te bereiken door het gevraagd en ongevraagd adviseren van overheidsinstellingen en particulieren, het organiseren van bijeenkomsten en andere activiteiten die de belangstelling voor het stadsschoon en de monumentale en landschappelijke waarden in de gemeente Wageningen opwekken en bevorderen, het (doen) uitgeven van publicaties, het in eigendom verwerven of huren van onroerende goederen, het restaureren en onderhouden van gebouwen en het exploiteren van onroerende zaken.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting bestaan de feitelijke werkzaamheden van Wageningen Monumentaal onder meer uit het organiseren van lezingen, het uitgeven van een nieuwsbrief en het publiceren van artikelen met betrekking tot ontwikkelingen in de stad.
2.2.2. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat Wageningen Monumentaal krachtens haar statutaire doelstelling en blijkens haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt, zodat Wageningen Monumentaal derhalve belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.
2.3. Het plan voorziet in een planologische regeling voor de realisatie van woningen in het bestaande kantongerechtsgebouw op het perceel Bowlespark 1 te Wageningen. Hiertoe is aan het perceel de bestemming "Gemengd" toegekend.
2.4. Wageningen Monumentaal komt op tegen het plandeel met de bestemming "Gemengd" voor zover het betreft de gronden aan de westkant en de gronden aan het oostelijke deel van de zuidkant van het kantongerechtsgebouw op het perceel Bowlespark 1.
Ze betoogt dat een deel van het plandeel een bestemming met een openbaar karakter dient te krijgen. Wageningen Monumentaal voert daartoe aan dat het gebouw aan de west- en oostelijke zuidkant zou moeten grenzen aan de openbare ruimte conform het vorige bestemmingsplan en dat de tuin aan de westzijde van het gebouw zou moeten doorlopen in het verlengde van het gebouw. Hierdoor zouden de aanwezige historische kenmerken van het kantongerechtsgebouw en de historische omgeving, onder andere de historisch waardevolle zijgevel van Herenstraat 6, beter tot uitdrukking komen, aldus Wageningen Monumentaal.
2.5. De raad stelt zich op het standpunt dat het vastgestelde plan het resultaat is van een afweging tussen de toekomstige woonfunctie van het gebouw, de daar omheen gelegen openbare ruimte en de monumentale omgeving van het gebouw. Tevens heeft de raad het belang van het behoud van het pand meegewogen. Daarnaast stelt de raad zich op het standpunt dat de door Wageningen Monumentaal voorgestelde bestemming van de gronden geen recht doet aan de historisch ontstane situatie in dit gebied. Verder stelt de raad zich op het standpunt dat het stedenbouwkundig niet wenselijk is om het kantongerecht aan drie zijden direct aan de openbare ruimte te laten grenzen.
2.6. Niet in geschil is dat de aan het perceel toegekende bestemming "Gemengd" niet uitsluit dat het gebruik van de gronden geen openbaar karakter zal hebben.
De Afdeling stelt voorop dat de raad bij het besluit omtrent het vaststellen van een bestemmingsplan in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toekomt. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan dan ook geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en planregels voor gronden vaststellen.
De plantoelichting vermeldt dat de in het plan voorgenomen ontwikkeling van het kantongerechtsgebouw bijdraagt aan het behoud van een karakteristiek en waardevol pand. Verder heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat met de toekenning van de bestemming "Gemengd" aan genoemde gronden wordt beoogd de verrommeling van het perceel tegen te gaan en dat door het toekennen van de bestemming "Gemengd" aan de delen van het plangebied ten zuiden en westen van het pand de openbare ruimte duidelijk wordt begrensd. De Afdeling acht dit standpunt van de raad niet onredelijk.
Wat betreft de historisch ontstane situatie en het ontbreken van zicht op het monumentale kantongerechtsgebouw dan wel de monumentale omgeving, blijkt uit het verweerschrift dat de karakteristieke tuinmuur aan de noord- en westzijde van het kantongerechtsgebouw al sinds lange tijd aanwezig is. Bovendien stonden er voor de bouw van het kantongerecht ook al gebouwen op de hoek Herenstraat-Kasteelsegang zodat ook toen het pand aan de Herenstraat 6 aan het zicht was onttrokken.
Gezien het vorenstaande heeft Wageningen Monumentaal dan ook niet aannemelijk gemaakt dat het belang van het behoud van de gronden ten westen en de gronden aan het oostelijke deel van de zuidkant van het kantongerechtsgebouw voor de openbare ruimte zodanig is dat de raad daaraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de met dit plan te dienen belangen.
2.7. In hetgeen Wageningen Monumentaal heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Tuit
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2011
425-674.