ECLI:NL:RVS:2011:BP3657

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201010885/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • M.H. Kuggeleijn-Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'De Berekuil'

Op 4 februari 2011 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan 'De Berekuil', dat op 23 september 2010 door de raad van de gemeente Utrecht was vastgesteld. De verzoekster, die een chalet bezit op de camping, vreesde dat de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zou leiden tot opzegging van haar huurovereenkomst met de eigenaar van de standplaats. Tijdens de zitting op 21 januari 2011, waar de verzoekster werd vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten en de raad door J.G.A. Stel en mr. A.C. van Vliet, werd het verzoek behandeld.

De voorzitter oordeelde dat het bestemmingsplan niet noodzakelijkerwijs leidt tot opzegging van de huurovereenkomst, aangezien het chalet legaal is opgericht en de bestemming 'Recreatie' toelaat dat permanente recreatieverblijven worden opgericht. De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij schorsing van het plan, omdat het bestaande gebruik van het chalet niet in de weg werd gestaan door het nieuwe bestemmingsplan. Mocht de eigenaar van de camping besluiten de huurovereenkomst op te zeggen, dan zou de rechtmatigheid daarvan in een civiele procedure moeten worden beoordeeld.

Uiteindelijk werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201010885/2/R2.
Datum uitspraak: 4 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te Utrecht,
en
de raad van de gemeente Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "De Berekuil" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 november 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 november 2010, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekster] en [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende]) hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 januari 2011, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten, en de raad, vertegenwoordigd door J.G.A. Stel en mr. A.C. van Vliet, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor camping "De Berekuil" en het plan biedt de mogelijkheid om de camping opnieuw in te richten.
2.3. Verzoekster heeft een chalet in eigendom op camping De Berekuil, welke is geplaatst op een standplaats die zij huurt van [belanghebbende]. Verzoekster betoogt dat inwerkingtreding van het plan ertoe zal leiden dat de huurovereenkomst die zij heeft gesloten met [belanghebbende] met betrekking tot de standplaats op de camping, door [belanghebbende] zal worden opgezegd.
2.4. Daargelaten de vraag hoe waarschijnlijk het is dat [belanghebbende] nu reeds zal overgaan tot opzegging van de huurovereenkomst, aangezien het plan nog niet onherroepelijk is, overweegt de voorzitter dat het plan niet noodzakelijkerwijs leidt tot opzegging van de gesloten huurovereenkomst.
Tussen partijen is niet in geschil dat het chalet van verzoekster in het verleden ter plaatse legaal is opgericht met een bouwvergunning. Voorts staat het chalet van verzoekster op gronden waaraan de bestemming "Recreatie" is toegekend en ingevolge artikel 3.2.1, onder a, van de planregels is het binnen deze bestemming toegestaan om permanente recreatieverblijven op te richten. Gezien het feit dat het plan niet in de weg staat aan voortzetting van het bestaande gebruik van het chalet ten behoeve van recreatieve doeleinden - waartoe ook de gesloten huurovereenkomst strekt - bestaat geen spoedeisend belang bij schorsing van het plan.
Mocht de situatie zich voordoen dat de eigenaar van de camping tot opzegging van de huurovereenkomst overgaat, dan zal de rechtmatigheid daarvan in een civiele procedure aan de orde moeten worden gesteld.
2.5. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2011
317-571.