ECLI:NL:RVS:2011:BP3661

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012132/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • H.J.J. Kalter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor handel in en opslag van oude metalen te Oldenzaal

Op 2 november 2010 verleende het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal een revisievergunning aan [vergunninghoudster] voor de handel in en opslag, overslag en sorteren van oude metalen op het perceel Loweg (sectie K, nummer 7794) te Oldenzaal. Dit besluit werd op 10 november 2010 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft [verzoeker] op 14 december 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens verzocht [verzoeker] op 16 december 2010 de voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek op 24 januari 2011 ter zitting behandeld, waar zowel [verzoeker] als het college vertegenwoordigd waren. Ook [vergunninghoudster] was ter zitting aanwezig.

De voorzitter oordeelde dat het besluit van 15 november 2010, dat het Activiteitenbesluit met betrekking tot afvalgerelateerde activiteiten wijzigde, van invloed was op de vergunde activiteiten. Aangezien de activiteiten onder de werking van het Activiteitenbesluit vallen, was er geen vergunning meer vereist en verviel de eerder verleende vergunning. Dit leidde de voorzitter tot de conclusie dat het beroep van [verzoeker] in de bodemprocedure waarschijnlijk niet-ontvankelijk zou zijn. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De beslissing werd op 4 februari 2011 openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. K. Brink, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van staat. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201012132/2/M2.
Datum uitspraak: 4 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2010 heeft het college aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor de handel in en de opslag, overslag en het sorteren van oude metalen op het perceel Loweg (sectie K, nummer 7794) te Oldenzaal. Dit besluit is op 10 november 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 december 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2010, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 januari 2011, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. W. Kattouw, en het college, vertegenwoordigd door H.A.M. Vaneker, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door G.J.G. van Zandbeek, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.1. Bij besluit van 15 november 2010 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) met betrekking tot afvalgerelateerde activiteiten gewijzigd (Stb. 2010, 791). Op 1 januari 2011 is deze wijziging in werking getreden.
2.2. Niet in geschil is dat in verband hiermee de bij het bestreden besluit vergunde activiteiten onder de werking van het Activiteitenbesluit vallen. Derhalve is geen vergunning meer vereist, en is de bij het bestreden besluit verleende vergunning komen te vervallen.
2.3. Gelet hierop gaat de voorzitter ervan uit dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het beroep van [verzoeker] niet-ontvankelijk is. Daarom ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van staat.
w.g. Brink w.g. Kalter
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2011
492-632.