201002479/2/H1.
Datum uitspraak: 9 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland.
Bij besluit van 22 augustus 2008 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen met het bestemmingsplan strijdige activiteiten op het perceel Bergweg 72 te Tuk, gemeente Steenwijkerland (hierna: het perceel), afgewezen.
Bij besluit van 17 december 2008 heeft het college, voor zover van belang, het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover het betreft de paardenhouderij op het perceel en besloten dat daartegen handhavend zal worden opgetreden. Het bezwaar is met betrekking tot de overige activiteiten op het perceel (huifkartochten, kinder- en familiefeestjes), ongegrond verklaard.
Bij besluit van 30 januari 2008 (lees: 30 januari 2009) heeft het college [belanghebbende] onder oplegging van een dwangsom gelast om voor 17 december 2009 de exploitatie van het op het perceel aanwezige paardenpension te beëindigen en de bijbehorende voorzieningen zoals paardenboxen, buitenrijbak en longeerbak te verwijderen.
Bij uitspraak van 5 februari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [belanghebbenden] (hierna tezamen in enkelvoud: [belanghebbende]) daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [belanghebbende] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 23 juni 2010 heeft het college de in het besluit van 30 januari 2009 gegeven begunstigingstermijn verlengd tot 18 oktober 2010.
[belanghebbende] en [appellant] hebben bij brieven van onderscheidenlijk 6 en 22 juli 2010 een schriftelijke reactie op dit besluit gegeven.
Tegen het besluit van 23 juni 2010 heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 augustus 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
Bij besluit van 26 oktober 2010 heeft het college het besluit tot het opleggen van de last onder dwangsom van 30 januari 2009 ingetrokken.
Bij brief van 2 november 2010 heeft [belanghebbende] het door hem ingestelde hoger beroep ingetrokken.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 november 2010, waar het college, vertegenwoordigd door P. Kleine en mr. J. Bloemert, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2.1. [appellant] betoogt dat met het verlengen van de begunstigingstermijn in het besluit van 23 juni 2010 feitelijk sprake is van het ten onrechte gedogen van de met de wet strijdige situatie op het perceel.
2.1.1. Het college heeft bij het besluit van 26 oktober 2010, kenmerk 1042-2508-VTH-PK, het besluit tot het opleggen van de last onder dwangsom aan [belanghebbende] van 30 januari 2009 ingetrokken.
[appellant] heeft daardoor geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van de gronden van zijn beroep tegen het besluit van 23 juni 2010. Met de intrekking van het besluit van 30 januari 2009 heeft het besluit tot het verlengen van de begunstigingstermijn van 23 juni 2010 geen zelfstandige betekenis meer, waardoor procesbelang ontbreekt.
2.2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland van 23 juni 2010, kenmerk 1022-2440-VTH-PK niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2011