Op 6 juli 2010 heeft de raad van de gemeente Rijnwaarden het bestemmingsplan "Carvium Novum" vastgesteld. Dit plan voorziet in de aanleg van een recreatieterrein met een speelpark, een horecagelegenheid met overnachtingsplaatsen en een nieuw natuurgebied met een waterplas nabij Lobith, na zandwinning in het plangebied. Tegen dit besluit heeft [verzoeker] op 11 augustus 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 21 januari 2011 ter zitting behandeld, waar zowel [verzoeker] als de raad, vertegenwoordigd door ir. A. Schenk, aanwezig waren. Ook [belanghebbende], vertegenwoordigd door drs. J.H.J.M. Sträter en W.J.B.M. Albers, was ter zitting aanwezig.
De voorzitter oordeelde dat het verzoek van [verzoeker] gericht was op schorsing van het gehele bestemmingsplan. Tijdens de zitting werd door [belanghebbende] de toezegging gedaan dat er geen omgevingsvergunning voor het oprichten van bouwwerken zou worden aangevraagd voordat de Afdeling uitspraak had gedaan in de bodemprocedure. Hierdoor ontbrak het spoedeisende belang voor het verzoek met betrekking tot het plandeel voor verblijfsrecreatie.
Daarnaast werd het betoog van [verzoeker] dat de waterplas niet gerealiseerd kon worden en dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan onzeker was, besproken. De voorzitter verwees naar een eerdere uitspraak van 31 augustus 2010 waarin een vergunning voor zandwinning was vernietigd, maar constateerde dat er op 4 januari 2011 opnieuw een ontgrondingsvergunning was verleend. Aangezien [verzoeker] geen inhoudelijke bezwaren had tegen de aanleg van de waterplas, zag de voorzitter geen reden om te twijfelen aan de verwezenlijking van het plandeel met de bestemming "Natuur" of aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 februari 2011.