ECLI:NL:RVS:2011:BP4688

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007244/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • M.H. Kuggeleijn-Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Carvium Novum te Lobith

Op 6 juli 2010 heeft de raad van de gemeente Rijnwaarden het bestemmingsplan "Carvium Novum" vastgesteld. Dit plan voorziet in de aanleg van een recreatieterrein met een speelpark, een horecagelegenheid met overnachtingsplaatsen en een nieuw natuurgebied met een waterplas nabij Lobith, na zandwinning in het plangebied. Tegen dit besluit heeft [verzoeker] op 11 augustus 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 21 januari 2011 ter zitting behandeld, waar zowel [verzoeker] als de raad, vertegenwoordigd door ir. A. Schenk, aanwezig waren. Ook [belanghebbende], vertegenwoordigd door drs. J.H.J.M. Sträter en W.J.B.M. Albers, was ter zitting aanwezig.

De voorzitter oordeelde dat het verzoek van [verzoeker] gericht was op schorsing van het gehele bestemmingsplan. Tijdens de zitting werd door [belanghebbende] de toezegging gedaan dat er geen omgevingsvergunning voor het oprichten van bouwwerken zou worden aangevraagd voordat de Afdeling uitspraak had gedaan in de bodemprocedure. Hierdoor ontbrak het spoedeisende belang voor het verzoek met betrekking tot het plandeel voor verblijfsrecreatie.

Daarnaast werd het betoog van [verzoeker] dat de waterplas niet gerealiseerd kon worden en dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan onzeker was, besproken. De voorzitter verwees naar een eerdere uitspraak van 31 augustus 2010 waarin een vergunning voor zandwinning was vernietigd, maar constateerde dat er op 4 januari 2011 opnieuw een ontgrondingsvergunning was verleend. Aangezien [verzoeker] geen inhoudelijke bezwaren had tegen de aanleg van de waterplas, zag de voorzitter geen reden om te twijfelen aan de verwezenlijking van het plandeel met de bestemming "Natuur" of aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 februari 2011.

Uitspraak

201007244/2/R2.
Datum uitspraak: 7 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Lobith, gemeente Rijnwaarden,
en
de raad van de gemeente Rijnwaarden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Carvium Novum" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2010, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 januari 2011, waar [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door ir. A. Schenk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door drs. J.H.J.M. Sträter en W.J.B.M. Albers, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de aanleg van een recreatieterrein met een speelpark, een horecagelegenheid met een aantal overnachtingsplaatsen en een nieuw natuurgebied met een waterplas nabij Lobith, nadat in het plangebied zandwinning heeft plaatsgevonden.
2.3. Het verzoek van [verzoeker] is gericht op schorsing van het gehele plan. Ten aanzien van de nieuwe bouwmogelijkheden waarin het plandeel met de bestemming "Terrein voor verblijfsrecreatie" voorziet, is ter zitting desgevraagd namens [belanghebbende] uitdrukkelijk de toezegging gedaan dat geen omgevingsvergunning voor het oprichten van bouwwerken zal worden aangevraagd voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.
Gelet hierop ontbreekt het voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste spoedeisende belang voor zover het verzoek zich richt tegen het plandeel met de bestemming "Terrein voor verblijfsrecreatie".
2.4. Ten aanzien van het betoog van [verzoeker] dat de waterplas - waaraan de bestemming "Natuur" is toegekend - niet zal kunnen worden verwezenlijkt alsmede de financiële uitvoerbaarheid van het plan onzeker is, omdat de hiervoor benodigde ontgrondingsvergunning door de Afdeling is vernietigd, overweegt de voorzitter als volgt.
Bij uitspraak van 31 augustus 2010 in zaak nr.
201004569/1/M1 en 201014569/3/M1heeft de Afdeling de aan [belanghebbende] verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet voor zandwinning in het plangebied vernietigd. Ter zitting is namens [belanghebbende] meegedeeld dat op 4 januari 2011 ten behoeve van zandwinning in het plangebied opnieuw een ontgrondingsvergunning is verleend door het college van gedeputeerde staten van Gelderland. Nu wederom een ontgrondingsvergunning is verleend en [verzoeker] geen inhoudelijke bezwaren naar voren heeft gebracht tegen de aanleg van een waterplas in het plangebied, ziet de voorzitter vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat het plandeel met de bestemming "Natuur" niet verwezenlijkt zal kunnen worden noch ziet de voorzitter reden om te twijfelen aan de financiële uitvoerbaarheid om die reden.
2.5. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2011
317-571.