ECLI:NL:RVS:2011:BP4713

Raad van State

Datum uitspraak
10 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011882/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bouwvergunning voor kantoorgebouw met parkeergarage te Leiden

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een bouwvergunning die is verleend aan Eurocommerce Projectontwikkeling B.V. voor de bouw van een kantoorgebouw met parkeergarage op de Dellaertweg te Leiden. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden verleende op 2 oktober 2007 vrijstelling en bouwvergunning voor het project. Verzoekers, de commanditaire vennootschap Vastproduct C.V. en de naamloze vennootschap VastNed Offices/Industrial N.V., hebben hiertegen bezwaar gemaakt en zijn in hoger beroep gegaan na een ongegrondverklaring van hun beroep door de rechtbank 's-Gravenhage op 3 november 2010.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 februari 2011 het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekers vorderden schorsing van de bouwvergunning en stelden dat de ingebruikname van het kantoorgebouw zou leiden tot een verslechtering van de verkeerssituatie en dat er onderzoek moest worden gedaan naar de benzeenconcentraties die door de parkeergarage zouden kunnen ontstaan. De voorzitter overwoog dat de bouw van het kantoorgebouw vrijwel voltooid was en dat verzoekers geen belang meer hadden bij schorsing van de vergunning.

De voorzitter concludeerde dat de belangen van de vergunninghoudster bij ingebruikname van het kantoorgebouw zwaarder wogen dan de bezwaren van verzoekers. De voorzitter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, onder verwijzing naar rapporten die de verkeerssituatie en de benzeenconcentraties behandelden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 februari 2011.

Uitspraak

201011882/2/H1.
Datum uitspraak: 10 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
de commanditaire vennootschap Vastproduct C.V. en de naamloze vennootschap VastNed Offices/Industrial N.V., beide gevestigd te Rotterdam,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 november 2010 in zaken nrs. 08/2946 en 08/3966 in het geding tussen:
verzoekers,
[wederpartij] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Leiden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2007 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Eurocommerce Projectontwikkeling B.V. (hierna: vergunninghoudster) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een kantoorgebouw met parkeergarage op het perceel, plaatselijk bekend Dellaertweg (U-bochtlocatie) te Leiden (hierna: het perceel).
Bij besluit van 8 april 2008 heeft het college, voor zover thans van belang, het door verzoekers daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door verzoekers daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben onder meer verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 december 2010, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2011, hebben verzoekers de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 februari 2011, waar verzoekers, vertegenwoordigd door T. Coenen, bijgestaan door mr. M.H.J. van Driel, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Kooij, A. Hogendoorn, R. Boetekees en A. Nijssen, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. G. Schimmel en P. Kok, bijgestaan door mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Enschede, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De bouw van het kantoorgebouw is vrijwel geheel voltooid. Enkele inpandige bouwwerkzaamheden dienen nog te worden verricht, opdat het kantoorgebouw op 1 april 2011 in gebruik kan worden genomen. In het kantoorgebouw zullen omstreeks 1000 werknemers gehuisvest worden. De parkeergarage, welke niet voor het publiek toegankelijk is, voorziet in 340 parkeerplaatsen.
2.3. Verzoekers zijn eigenaar van het naast het kantoorgebouw gelegen perceel en het daarop gevestigde kantoorpand met parkeerterrein.
Het verzoek strekt primair tot schorsing van de vrijstelling en bouwvergunning. Voorts trachten verzoekers met het verzoek te voorkomen dat het kantoorgebouw in gebruik wordt genomen, zolang de infrastructurele en verkeersmaatregelen die volgens hen nodig zijn om een aanvaardbare verkeerssituatie te waarborgen niet zijn gerealiseerd en zolang de gemeente niet middels een onderzoeksrapport heeft aangetoond dat er geen overschrijding van de grenswaarden van benzeen bij de parkeergarage zal plaatsvinden.
2.4. Aangezien de bouw van het kantoorgebouw vrijwel geheel voltooid is, hebben verzoekers geen belang meer bij schorsing van de vrijstelling en bouwvergunning.
2.5. Ter zitting heeft vergunninghoudster desgevraagd te kennen gegeven dat zij aanzienlijke belangen heeft bij het in gebruik nemen van het kantoorgebouw. Het kantoorgebouw is voor een periode van twintig jaar verhuurd. De werknemers van deze huurder, die in het kantoorgebouw gehuisvest zullen worden, zijn thans gehuisvest in verschillende panden in de omgeving van Leiden. De desbetreffende huurovereenkomsten zijn door de huurder opgezegd en het pand dat eigendom was is verkocht.
2.6. Verzoekers vrezen dat met de ingebruikname van het kantoorgebouw de directe bereikbaarheid van hun parkeerterrein in verband met de inrichting van de expeditiezone van het kantoorgebouw en de indirecte bereikbaarheid van hun parkeerterrein in verband met de algehele verkeerssituatie op de Dellaertweg en de daarmee in verbinding staande wegen verder zullen verslechteren. Voorts betogen verzoekers dat eerst onderzoek dient te worden verricht naar de waarden van benzeen ten gevolge van de parkeergarage, alvorens deze in gebruik kan worden genomen.
2.6.1. Verzoekers hebben ter zitting niet betwist dat inmiddels een oplossing is gevonden voor de inrichting van de expeditiezone van het kantoorgebouw. Met deze inrichting, die ook in het door het college op 26 oktober 2010 vastgestelde verkeersbesluit is opgenomen, wordt de directe bereikbaarheid van het parkeerterrein van verzoekers niet belemmerd.
Voorts acht de voorzitter op voorhand niet aannemelijk gemaakt dat door het in gebruik nemen van het kantoorgebouw, de verkeerssituatie ter plaatse dusdanig zou verergeren, dat deze enkele ingebruikname van wezenlijke invloed zal zijn op de indirecte bereikbaarheid van het parkeerterrein van verzoekers. Daarbij neemt de voorzitter mede in aanmerking het rapport "Verkeerskundige aspecten met betrekking tot het ingediende verzoek om voorlopige voorziening ex. Artikel 8:81 Awb, hangende het bij de Afdeling aanhangige hoger beroep (201011882/1/H1)" van Goudappel Coffeng van 27 januari 2011, waarin is geconcludeerd dat voor de korte termijn de voorgestelde verkeersafwikkeling, gelet op de te verwachten verkeersintensiteiten, als goed is te kwalificeren. De voorzitter ziet geen grond dit rapport wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing te laten, zoals door verzoekers is verzocht. Het rapport is bij faxbericht van 1 februari 2011 aan de Afdeling en bij mailbericht van dezelfde dag aan verzoekers verzonden en verzoekers zijn ter zitting in de gelegenheid gesteld op dit rapport te reageren.
2.6.2. Voor zover verzoekers betogen dat onderzoek dient te worden verricht naar de benzeenconcentratie ten gevolge van de parkeergarage, overweegt de voorzitter dat het college ter zitting de conclusies van een rapport van Adviesburo Nieman B.V. van 18 april 2008 heeft overgelegd, waarin is vermeld dat de benzeenconcentratie ten gevolge van de parkeergarage de in de wet Milieubeheer gestelde grenswaarden niet overschrijdt.
2.6.3. Onder deze omstandigheden, en de belangen van vergunninghoudster bij de ingebruikname van het kantoorgebouw in aanmerking genomen, ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. De Haseth
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2011
476.