201007259/1/H3.
Datum uitspraak: 23 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 juni 2010 in zaak nr. 09/8393 in het geding tussen:
[verzoeker] en [appellante]
het dagelijks bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland.
Bij besluit van 30 september 2008 heeft het dagelijks bestuur het verzoek van [verzoeker] en [appellante] om de inschrijving als woningzoekende te herstellen met inachtneming van de reeds opgebouwde punten afgewezen.
Bij besluit van 19 oktober 2009 heeft het dagelijks bestuur het tegen dat besluit gemaakte bezwaar door [verzoeker] en [appellante] niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 15 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [verzoeker] en [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker] en [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 juli 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 augustus 2010.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] en [appellante] hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 januari 2011, waar [verzoeker] en [appellante], bijgestaan door mr. M.G. Evers, juridisch adviseur, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:17 zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, indien iemand zich laat vertegenwoordigen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde.
2.2. Blijkens het verhandelde ter zitting is met ingang van 20 januari 2011 een urgentieverklaring aan [verzoeker] toegekend. Om die reden is ter zitting het hoger beroep van [verzoeker] ingetrokken.
2.3. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van 30 september 2008 volgens mededeling van het dagelijks bestuur op dezelfde dag door verzending aan de toenmalige gemachtigde van [appellante] is bekendgemaakt. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift op 1 oktober 2008 is aangevangen en op 11 november 2008 is geëindigd. Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat het bezwaarschrift van [appellante] blijkens het ontvangststempel op 17 november 2008 door het dagelijks bestuur is ontvangen. Blijkens het poststempel op de brief is het bezwaarschrift op 14 november 2008 ter post bezorgd. De rechtbank heeft overwogen dat, uitgaande van de niet betwiste verzending van het besluit op 30 september 2008, het bezwaarschrift van [appellante] buiten de daarvoor gestelde termijn bij het dagelijks bestuur is ingediend. Nu [appellante] in bezwaar, ondanks verzoeken van de bezwaarschriftencommissie daartoe, noch in beroep feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die steun bieden voor het oordeel dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht, staat vast dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk is, aldus de rechtbank.
2.4. In hoger beroep heeft [appellante] geen feiten of omstandigheden gesteld die kunnen afdoen aan de juistheid van het oordeel van de rechtbank. In zoverre faalt haar betoog.
2.5. Met betrekking tot het betoog van [appellante] dat de rechtbank ten onrechte het besluit van 19 oktober 2009 dat aan de toenmalige gemachtigde van [appellante] is gezonden, tot uitgangspunt heeft genomen en voorbij is gegaan aan de aan [appellante] zelf gezonden versie van het besluit van 19 oktober 2009, inhoudende het ongegrond verklaren van haar bezwaar, overweegt de Afdeling het volgende. [appellante] heeft zich in de bezwaarschriftenprocedure laten vertegenwoordigen door haar toenmalige gemachtigde. Het dagelijks bestuur heeft het besluit van 19 oktober 2009, ingevolge artikel 3:41, eerste lid, in verbinding met artikel 6:17 van de Awb, terecht aan die gemachtigde gezonden en daarmee dat besluit op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Het dagelijks bestuur heeft zich in beroep en hoger beroep op het door [appellante] niet bestreden standpunt gesteld dat het dictum van de aan [appellante] gezonden versie van het besluit van 19 oktober 2009, inhoudende een ongegrondverklaring van haar bezwaarschrift, door een kennelijke verschrijving onjuist is. Dat standpunt is aannemelijk, nu het dagelijks bestuur de aan [appellante] zelf gezonden versie van het besluit van 19 oktober 2009 heeft gemotiveerd door te verwijzen naar de overwegingen in het advies van de bezwaarschriftencommissie. In dat advies, dat eerder aan [appellante] is gezonden, heeft de bezwaarschriftencommissie gesteld dat het bezwaar van [appellante] niet-ontvankelijk is. Daarom heeft de rechtbank terecht het besluit van 19 oktober 2009 dat aan de gemachtigde is gezonden tot uitgangspunt genomen. Het betoog van [appellante] faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2011