ECLI:NL:RVS:2011:BP6338

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004402/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • N.S.J. Koeman
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Landgoed De Bruine Hoeve 2007 en de strijdigheid met provinciaal en gemeentelijk beleid

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Landgoed De Bruine Hoeve 2007" dat op 11 februari 2010 door de raad van de gemeente Ede is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend en gevestigd in Lunteren, beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten betogen dat de aanleg van het landgoed in strijd is met zowel provinciaal als gemeentelijk beleid, omdat het landgoed niet voldoet aan de eis van minimaal 10 hectare natuurontwikkeling. De raad van de gemeente Ede heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid en dat er ecologische winst te behalen valt door de ontwikkeling van het landgoed aan de rand van de ecologische verbindingszone Lunterse Beek.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 1 februari 2011 ter zitting behandeld. De appellanten hebben hun bezwaren toegelicht, maar de raad heeft betoogd dat de ontwikkeling van het landgoed past binnen de beleidskaders en dat de oppervlakte-eisen in dit specifieke geval met 20% kunnen worden verminderd. De Afdeling heeft overwogen dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid en dat de bezwaren van de appellanten niet opwegen tegen de belangen van de ruimtelijke ordening.

Uiteindelijk heeft de Afdeling de beroepen van de appellanten ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van maatwerk in de ontwikkeling van landgoederen en de noodzaak om ecologische winst te realiseren in de context van ruimtelijke ordening. De beslissing van de raad om het bestemmingsplan vast te stellen is daarmee bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201004402/1/R2.
Datum uitspraak: 2 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Lunteren, gemeente Ede,
2. [appellante sub 2], gevestigd te Lunteren, gemeente Ede,
en
de raad van de gemeente Ede,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2010, no. 2009/52, heeft de raad het bestemmingsplan "Landgoed De Bruine Hoeve 2007" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2010, en [appellante sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2011, waar [appellante sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door M.P. Riemersma, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting W.E. Schaafsma als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een planologische regeling om op het terrein aan de Barneveldseweg in Lunteren de realisatie van een landgoed mogelijk te maken. Het landgoed zal worden ontwikkeld op de gronden van een voormalig agrarisch bedrijf. De bestaande boerderij maakt onderdeel uit van het landgoed. Daarnaast voorziet het plan in een nieuw woongebouw, bestaande uit drie wooneenheden en de ontwikkeling van bos en natuur.
2.2. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] betogen dat de aanleg van het landgoed strijdig is met het provinciale en met het gemeentelijke beleid. Zij betogen dat voor het realiseren van een landgoed 10 hectare natuur ontwikkeld dient te worden en dat dit landgoed een omvang heeft van 9.3 hectare. De oppervlakte van het gebied is daarmee te klein voor een landgoed en ten onrechte is de oppervlakte inclusief wegen berekend. Voorts hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] betoogd dat in het landbouwontwikkelingsgebied geen nieuwe natuur ontwikkeld mag worden. Aangezien volgens de kaarten van het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht (hierna: het reconstructieplan) er een gedeelte van het plangebied valt binnen de begrenzing van een landbouwontwikkelingsgebied is het bestemmingsplan, aldus [appellant sub 1], in strijd met het reconstructieplan. Voorts betoogt [appellant sub 1] dat de landbouwcheck uit het reconstructieplan ten onrechte niet heeft plaatsgevonden. Ten slotte betoogt [appellant sub 1] dat, omdat het natuurgebied de Buzerd niet in de herbegrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) is opgenomen, het belang vervalt om binnen het plangebied nieuwe natuur te realiseren.
2.2.1. Het gemeentelijke landschapsbeleid is verwoord in het ontwikkelingsplan Buitengebied Ede (hierna: het ontwikkelingsplan). Hierin is aangegeven dat nieuwe landgoederen aan de randen van de provinciale ecologische verbindingen worden gerealiseerd. Ze vormen er een waardevolle aanvulling op. De landgoedbebouwing mag niet in de kern van de ecologische verbinding worden gesitueerd. In het secundair casco dragen nieuwe landgoederen bij aan de samenhang van de groene verbinding en aan de karakteristiek van de verschillende landschappen. Nieuwe bebouwing moet buiten de kern van de groene verbinding gesitueerd worden. Nieuwe landgoederen zijn ook toegestaan in verwevingsgebieden, maar niet in open landschap. Een nieuw landgoed moet minimaal 10 hectare landschapsbouw exclusief huiskavels bedragen; bestaande uit een aaneengesloten en opengesteld gebied met natuur, bos, water, extensief grasland. Een nieuw landgoed betreft altijd maatwerk en in geval van bijzondere ecologische en/of ruimtelijke winst kan de oppervlakte eis van 10 hectare landschapsbouw met maximaal 20% verminderd worden, aldus het ontwikkelingsplan.
2.2.2. In paragraaf 5.10 van het reconstructieplan is aangegeven dat gezien de aanmerkelijke onttrekking van landbouwgrond de ontwikkeling van een nieuw landgoed binnen landbouwontwikkelingsgebied niet is toegestaan.
Voorts is aangegeven dat voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen in verwevingsgebieden een ‘ja, mits’ - benadering geldt. De omzetting van landbouwgrond naar natuur als onderdeel van een nieuw landgoed kan worden toegestaan als de gemeente gecontroleerd heeft of de beschikbare gronden niet ook doelmatig ingezet kunnen worden voor areaalvergroting en/of structuurversterking van nabij gelegen grondgebonden veehouderijen.
Voor Gelderland volstaat een minimum van 5 hectare natuur in ruil voor een huis van allure als basis, maar de Gelderse gemeenten kunnen aanvullende eisen stellen. In de praktijk hanteert een aantal Gelderse gemeenten de norm van 10 hectare natuur, aldus het reconstructieplan.
2.2.3. In de Nota Zienswijzen is aangegeven dat de raad bij het ontwikkelen van landgoederen het uitgangspunt hanteert dat iedere ontwikkeling van een landgoed een unieke situatie is. Om die reden is een nieuw landgoed altijd een kwestie van maatwerk. In dit geval is de locatie van het te ontwikkelen landgoed uniek gelegen aan de rand van de ecologische verbindingszone Lunterse Beek (hierna: de verbindingszone). Een bijdrage aan natuurontwikkeling in deze zone is, aldus de Nota Zienswijzen, ruimtelijk zeer gewenst. In het ontwikkelingsplan staat dat in het geval er een grote ecologische winst te behalen is met een bestemmingsplanwijziging het aanvaardbaar is dat er met twintig procent wordt afgeweken van de eis om minimaal 10 hectare bos- en natuurterrein te ontwikkelen. Met inachtneming hiervan is de grootte van het gebied toereikend en past de planologische ontwikkeling binnen de regeling aangaande landgoederen, aldus de Nota Zienswijzen.
In de Nota Zienswijzen is verder aangegeven dat de raad zich ervan verzekerd heeft dat het landgoed een bijdrage levert aan het omliggende gebied. Dit komt tot uiting door het stellen van aanvullende ecologische randvoorwaarden voor het plangebied.
2.2.4. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad het plan terecht in overeenstemming met het gemeentelijk beleid geacht. Het landgoed wordt aan de rand van de verbindingszone gerealiseerd. In de planontwikkeling van het landgoed heeft de raad aangegeven dat door het behalen van ecologische winst de minimale maat van 10 hectare te ontwikkelen natuur met twintig procent verminderd kon worden. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat een onderdeel van de ecologische winst is gelegen in het feit dat het hele plangebied onderdeel uitmaakt van de verbindingszone en dat de planontwikkeling de doelstellingen van deze zone versterkt. Van deze oppervlakte-eis worden, aldus de raad, alleen de huiskavel(s) uitgesloten. Dat bepaalde wegen geen onderdeel mogen uitmaken van de hectares natuurontwikkeling is geen eis die is neergelegd in het ontwikkelingsplan. Overigens wordt ook zonder dat de wegen in aanmerking worden genomen, voldaan aan de eis van 8 hectare. Hetgeen [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in dat verband hebben betoogd treft geen doel.
2.2.5. Ten aanzien van het betoog dat het plan in strijd is met het provinciale beleid is van belang dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet gebonden is aan provinciaal beleid, maar dat hij daarmee wel rekening dient te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. Het provinciaal beleid is door de raad meegewogen in de besluitvorming omtrent het plan. Niet is gebleken dat daarbij van onjuiste uitgangspunten is uitgegaan. De Afdeling neemt daarbij het volgende in aanmerking. Ingevolge het reconstructieplan ligt het overgrote deel van het landgoed in een verwevingsgebied, waar een landgoed is toegestaan. Ingevolge de kaart bij het reconstructieplan is slechts een smalle strook aan de rand van het gebied waar geen bebouwing zal komen gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied. Deze kaart is grofmazig en niet op perceelsniveau ingetekend, zodat niet exact kan worden vastgesteld waar de grens van het plangebied loopt. Verder heeft de raad in aanmerking genomen dat het reconstructieplan op een reconstructie van gebieden en niet op percelen betrekking heeft. In dit geval ligt het plangebied overwegend in een gebied dat is aangemerkt als verwevingsgebied. Onder deze omstandigheden vormt de situering van het plangebied, aldus de raad, geen belemmering voor de ontwikkeling van het landgoed. In het verweerschrift heeft de raad voorts toegelicht dat in het vooronderzoek een landbouwcheck heeft plaatsgevonden en dat verschillende aspecten tot de conclusie hebben geleid dat de beschikbare gronden niet doelmatig ingezet konden worden voor areaalvergroting en/of structuurversterking. De raad heeft hiermee naar het oordeel van de Afdeling voldaan aan de landbouwcheck. Het nabijgelegen natuurgebied de Buzerd is weliswaar na de herbegrenzing van de EHS niet opgenomen in de EHS, maar dit staat niet aan de ontwikkeling in het plangebied in de weg.
2.3. [appellant sub 1] betoogt dat het onzeker is of nieuwe natuur meegeteld gaat worden bij de ammoniaktoets.
2.3.1. In artikel 2, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij, in samenhang gelezen met artikel 3, eerste lid, onder a, van de uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij blijkt dat natuur die geplant is na 1 mei 1988 niet als verzuringsgevoelig wordt aangemerkt. Een uitzondering geldt voor de Natura 2000-gebieden waar de Natuurbeschermingswet van toepassing is.
2.3.2. Het gebied ligt niet in een Natura 2000-gebied, zodat het niet als verzuringsgevoelig wordt aangemerkt.
2.4. [appellante sub 2] heeft zich in het beroepschrift voorts beperkt tot het herhalen van de inhoud van zijn zienswijzen. In de overwegingen van het bestreden besluit met de daarbij behorende Nota Zienswijzen is ingegaan op deze zienswijzen. [appellante sub 2] heeft in het beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Ook ter zitting heeft [appellante sub 2] dit niet gemotiveerd. Reeds gelet hierop faalt het betoog van [appellante sub 2] in zoverre.
2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De beroepen zijn ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Ouwehand
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2011
224.