ECLI:NL:RVS:2011:BP6371

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004656/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
  • P.F.W. Tuit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Scholenlocatie Klein Hekendorp en de gevolgen voor verkeerssituatie en parkeerdruk

Op 11 februari 2010 heeft de raad van de gemeente Oudewater het bestemmingsplan "Scholenlocatie Klein Hekendorp" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is behandeld op 18 januari 2011, waarbij de appellanten en de raad vertegenwoordigd waren. De appellanten betogen dat de inspraakprocedure gebrekkig was en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de verkeerssituatie en parkeerdruk. Ze stellen dat het plan leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk en verkeersonveilige situaties. De raad heeft echter in een verkeerskundig onderzoek aangetoond dat het plan geen ernstige parkeeroverlast of verkeersonveiligheid zal veroorzaken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De beroepen van de appellanten zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 2 maart 2011.

Uitspraak

201004656/1/R2.
Datum uitspraak: 2 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], wonend te Oudewater,
2. [appellanten sub 2], beiden wonend te Oudewater,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Oudewater,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Scholenlocatie Klein Hekendorp" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2010, en [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 mei 2010, beroep ingesteld. [appellante sub 1] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 8 juni 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 januari 2011, waar [appellante sub 1], bijgestaan door mr. drs. E. Kronemeijer, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, [appellanten sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door A.B. den Boer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nadere stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Met het plan wordt beoogd de bouw van twee scholen met bijbehorende parkeerplaatsen, een kiss and ride-zone, en achttien appartementen met bijbehorende parkeerplaatsen mogelijk te maken. Het plangebied is gesitueerd tussen De Cope en de kromming van de Papenhoeflaan, in het noordwestelijke gedeelte van Oudewater.
2.2. [appellanten sub 2] betogen dat de inspraakprocedure niet op deugdelijke wijze is verlopen. Zij stellen zich op het standpunt dat de informatievoorziening naar omwonenden toe gebrekkig was en dat zij hun standpunten onvoldoende naar voren hebben kunnen brengen.
2.2.1. De Afdeling overweegt dat het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het schenden van een inspraakverplichting heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan.
2.3. [appellante sub 1] en [appellanten sub 2] kunnen zich niet met het plan verenigen. Zij voeren hiertoe aan dat er onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden naar de verkeerssituatie. In dit kader wijzen [appellante sub 1] en [appellanten sub 2] erop dat in het verkeerskundig onderzoek is uitgegaan van een onjuist aantal schoolgroepen. Evenmin is rekening gehouden met het feit dat één van de scholen een school voor bijzonder onderwijs betreft, aldus [appellante sub 1].
Voorts betogen [appellante sub 1] en [appellanten sub 2] dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare parkeerdruk. Zij wijzen daarbij op de verkeersaantrekkende werking van het in de nabijheid van het plangebied gelegen nieuwe natuurgebied "De Ruige Weide". Daarnaast voeren zij aan dat de bewoners van de nieuwe appartementen slechts gedeeltelijk op hun eigen in het plan voorziene parkeerplaatsen zullen parkeren. Het plan brengt volgens hen een afname van het totaal aantal parkeerplaatsen met zich en de parkeernorm is onduidelijk. [appellante sub 1] voert verder aan dat het plan leidt tot een verkeersonveilige situatie omdat ouders de voorziene kiss and ride-zone niet direct zullen verlaten.
Voorts betogen [appellanten sub 2] dat het bouwverkeer overlast zal veroorzaken.
Tevens stellen [appellanten sub 2] zich op het standpunt dat het "Zwarte Veldje" ten onrechte niet in het plan is betrokken. Volgens hen zou hierdoor de bebouwing evenwichtiger over het plangebied kunnen worden verspreid en zouden nadelige gevolgen van het plan kunnen worden voorkomen.
Ten slotte wijzen [appellanten sub 2] op alternatieven voor het plan. Zij stellen voor de achttien woningen niet te realiseren en het gehele plangebied te gebruiken voor de bouw van twee scholen met speel- en parkeergelegenheid.
2.4. Volgens de raad behoeft voor verkeersoverlast en verkeersonveiligheid niet te worden gevreesd. In dit kader wijst de raad op het verkeerskundig onderzoek.
2.5. Royal Haskonig heeft in 2009 onderzoek verricht naar de verkeerseffecten van diverse ruimtelijke ontwikkelingen in Oudewater, waaronder de bouw van de Jenaplan- en Jozefschool met achttien woningen in het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Scholenprogramma en woningbouwprogramma, verkeerskundige effecten en uitgangspunten" van 5 mei 2009 (hierna: het verkeersrapport). In het verkeersrapport is uitgegaan van een gemiddeld aantal leerlingen per school, acht lokalen per school en de bouw van achttien appartementen. In het verkeersrapport is vermeld dat 31 kiss and ride-plaatsen en twaalf parkeerplaatsen ten behoeve van de scholen dienen te worden gerealiseerd. Voor de achttien appartementen dienen uitgaande van een parkeernorm van 1,4 parkeerplaatsen per woning 25 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.
2.5.1. Niet in geschil is dat het plan op gronden met de bestemmingen "Wonen" en "Verkeer-Verblijfsgebied" de aanleg van parkeerplaatsen mogelijk maakt. In de plantoelichting is vermeld dat op de hiervoor genoemde gronden 31 kiss and ride-plaatsen, twaalf parkeerplaatsen ten behoeve van de scholen en 25 parkeerplaatsen ten behoeve van de achttien woningen zullen worden gerealiseerd. [appellante sub 1] en [appellanten sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat bij het onderzoek is uitgegaan van een onjuist aantal schoolgroepen. Voor zover zij stellen dat van één van de scholen en het park "De Ruige Weide" een grotere verkeersaantrekkende werking uitgaat dan in het verkeersrapport wordt aangenomen, acht de Afdeling niet aannemelijk dat de verkeersaantrekkende werking zodanig zal zijn dat niet in de daarmee samenhangende parkeerbehoefte kan worden voorzien. Daarbij acht de Afdeling van belang dat blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting 13 parkeerplaatsen meer zullen worden aangelegd dan het aantal parkeerplaatsen dat volgens het verkeersrapport benodigd is. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot ernstige parkeeroverlast, noch een verkeersonveilige situatie met zich zal brengen.
Voor zover [appellanten sub 2] vrezen voor overlast van bouwverkeer, stelt de Afdeling vast dat dit bezwaar geen betrekking heeft op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Deze grond dient derhalve buiten beschouwing te blijven.
2.5.2. Wat betreft het niet betrekken van het "Zwarte Veldje" in het plan overweegt de Afdeling als volgt. Gelet op de systematiek van de Wro komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht. In hetgeen [appellanten sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
2.6. De Afdeling overweegt voor zover [appellanten sub 2] wijzen op alternatieven dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. In hetgeen [appellanten sub 2] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad alternatieven voor het plan onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken.
2.7. In hetgeen [appellante sub 1] en [appellanten sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen van [appellante sub 1] en [appellanten sub 2] zijn ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Tuit
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2011
425-694.