201006057/1/R3.
Datum uitspraak: 2 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Schijndel,
de raad van de gemeente Schijndel,
verweerder.
Bij besluit van 22 april 2010 heeft de raad het bestemmingsplan
"Hulzebraak 3" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op 24 juni 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 januari 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.R. Jansen, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door E.L. Staal, R. Boersma en J. van Kuijk, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plan voorziet in de realisatie van ongeveer 160 woningen op de woningbouwlocatie Hulzebraak 3 ter plaatse van de voormalige sportvelden aan de Europalaan tussen de Sterrenlaan en de Parallelweg.
2.2. [appellant] stelt dat hij ten onrechte niet in alle stadia is betrokken bij het overleg met omwonenden over het plan en dat hem geen inspraak is geboden, waardoor hij onvoldoende is betrokken bij de voorbereiding van het plan.
2.2.1. De procedure inzake de vaststelling van een bestemmingsplan vangt aan met de terinzagelegging van een ontwerpplan. Het voeren van overleg met omwonenden en het bieden van inspraak maken geen onderdeel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het ontbreken van overleg met, dan wel inspraak voor, [appellant] heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het bestemmingsplan. Het betoog faalt.
Overigens heeft de raad naar voren gebracht dat in het kader van de voorbereiding van het plan een informatieavond heeft plaatsgevonden voor omwonenden waar is ingegaan op vragen van [appellant], en dat naar aanleiding van zijn vragen daarna nog enkele malen overleg heeft plaatsgevonden tussen [appellant] en vertegenwoordigers van het gemeentebestuur.
2.3. Het plan biedt de mogelijkheid om met een wijzigingsplan zes woningen te realiseren op de gronden tegenover de woning van [appellant] aan [locatie]. [appellant] voert aan dat de plannen voor deze zes woningen dermate concreet zijn dat de raad hiervoor al concreet onderzoek had moeten laten verrichten en dit ten onrechte niet heeft laten doen.
2.3.1. Deze beroepsgrond heeft betrekking op de voorgenomen invulling van de wijzigingsbevoegdheid, die in het wijzigingsplan zal worden vastgelegd en kan in deze procedure niet aan de orde komen. Tegen het wijzigingsplan kunnen desgewenst rechtsmiddelen worden aangewend.
2.4. [appellant] voert aan dat de realisatie van de woningen zal leiden tot een vermindering van zijn woongenot, aangezien hierdoor zijn uitzicht verdwijnt en zijn privacy wordt verminderd, in het bijzonder door de voorziene woning op de gronden direct tegenover zijn eigen woning. Bovendien wordt volgens hem ten onrechte niet voorzien in een compenserende groenvoorziening ter plaatse, zoals bij de Sterrenlaan. [appellant] stelt dat de raad als alternatief de geplande groenvoorziening aan de Parallelweg kan verplaatsen naar de gronden direct tegenover zijn woning. Ter compensatie voor deze gronden kan de wijzigingsbevoegdheid volgens hem worden gelegd op de gronden met de bestemming "Groen" ten westen van het wijzigingsgebied.
2.4.1. In het algemeen kunnen aan een geldend plan geen blijvende rechten worden ontleend en bestaat dus ook geen recht op een blijvend vrij uitzicht. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. De mogelijk negatieve gevolgen van de situering van de door de wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakte woningen kunnen pas aan de orde komen in de wijzigingsprocedure. Het gebied heeft een zodanige omvang dat niet op voorhand vaststaat dat geen enkele aanvaardbare invulling ervan mogelijk is. Groenvoorzieningen blijven mogelijk binnen het gebied. Gelet hierop hoefde de raad het plandeel met de bestemming "Groen" niet in de wijzigingsbevoegdheid te betrekken. Daarbij heeft de raad mede van belang mogen achten dat hier een waterberging is voorzien. Het betoog faalt.
2.5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2011