ECLI:NL:RVS:2011:BP6385

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008930/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Sorgdrager
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing van clusterplaats voor minicontainers inzameling huishoudelijk afval in Purmerend

In deze zaak gaat het om de aanwijzing van een clusterplaats voor de plaatsing van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk restafval, groente-, fruit- en tuinafval en papier in Purmerend. Het college van burgemeester en wethouders van Purmerend heeft op 20 juli 2010 een besluit genomen om een specifieke locatie, aangeduid met het nummer VVV0050P aan de Zambezilaan, aan te wijzen voor deze inzameling. Dit besluit is door appellanten, bewoners van de omliggende percelen, bestreden. Zij hebben hun bezwaren geuit over de verkeersveiligheid, de toegankelijkheid van het trottoir en de overlast die de minicontainers zouden veroorzaken. De appellanten stellen dat de hoogte van de minicontainers een onveilig verkeersoverzicht oplevert en dat het trottoir te smal is voor wandelaars met kinderwagens of rolstoelen. Daarnaast wijzen zij op mogelijke waardevermindering van hun woningen en de overlast door zwerfafval.

De Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het college in redelijkheid tot de aanwijzing van de clusterplaats heeft kunnen komen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de minicontainers niet wezenlijk verschillen van andere objecten op de openbare weg en dat de verkeersveiligheid niet in het geding is. De breedte van het trottoir is voldoende voor passanten en de overlast door zwerfafval valt onder handhaving, wat niet ter beoordeling staat in deze procedure. De vrees van de appellanten voor waardevermindering van hun woningen is niet aannemelijk gemaakt. De Raad van State heeft het beroep van de appellanten ongegrond verklaard.

Uitspraak

201008930/1/M1.
Datum uitspraak: 2 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante] en anderen, wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Purmerend,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2010 heeft het college - voor zover te dezen van belang - een clusterplaats aangeduid met het nummer VVV0050P, gelegen aan de Zambezilaan te Purmerend, aangewezen voor de plaatsing van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk restafval, groente-, fruit- en tuinafval en papier door de gebruikers van de percelen Damiettastraat 1-13o, 2-12e en Zambezilaan 211-225o.
Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 september 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 4 oktober 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 februari 2011, waar het college, vertegenwoordigd door L.J.P. Rog, mr. C.J.A. de Haan-de Jong en drs. ing. C.N. van Bergen Henegouw, allen werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening Purmerend 2008 (hierna: de Afvalstoffenverordening) kan het college aanwijzen via welk inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling wordt aangeboden.
2.1.1. Bij het bepalen van de locaties van inzamelvoorzieningen als de onderhavige betrekt het college de "Beleidscriteria bepaling locaties inzamelvoorzieningen en clusterplaatsen" (hierna: de beleidscriteria).
Volgens de beleidscriteria vindt toetsing plaats op:
- Goede bereikbaarheid en toegankelijkheid voor bewoners en inzamelvoertuig;
- Doelmatige inrichting van de openbare buitenruimte;
- Beperking van de overlast voor de omgeving;
- Verkeersveiligheid;
- Arbeidsbelasting voor de inzamelaars;
- Financiële en inzamellogistieke aspecten, en
- Fysieke onmogelijkheid om voorzieningen te plaatsen, zoals kabels en leidingen voor ondergrondse afvalcontainers en de aanwezigheid van bomen ter plaatse.
2.2. [appellante] en anderen kunnen zich niet vinden in de aanwijzing van de locatie, aangeduid met nummer VVV0050P, gelegen aan de Zambezilaan als clusterplaats voor de plaatsing van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk restafval, groente-, fruit en tuinafval en papier. Zij stellen dat locatie WV0050P een onveilig verkeersoverzicht oplevert voor verkeer op de Zambezilaan, een weg waarop maximaal 50 km/uur mag worden gereden. Omdat de in geding zijnde 21 minicontainers vrij hoog zijn, kunnen kleine kinderen die zich achter deze containers bevinden en de rijweg opgaan niet tijdig worden gezien, aldus [appellante] en anderen. [appellante] en anderen betogen dat als gevolg van het omvallen of omwaaien van geleegde minicontainers gevaar voor het wegverkeer zal ontstaan. Zij stellen dat geen rekening is gehouden met de geringe breedte van het trottoir ter plaatse zodat het voor wandelaars met kinderwagens en rolstoelgebruikers niet mogelijk is de minicontainers te passeren via het trottoir. Bovendien staat de inzamelwagen op het moment dat de minicontainers geleegd worden geruime tijd op het trottoir, waardoor gebruikers van het trottoir verschillende ochtenden of middagen per week worden gedwongen de rijweg te betreden, aldus [appellante] en anderen. [appellante] en anderen wijzen op het mogelijk terechtkomen van zwerfafval rond de clusterplaats en in de voortuinen van hun woningen. Het opruimen door de gemeente gebeurt volgens [appellante] en anderen in veel zo niet alle gevallen te laat, zodat de bewoners gedwongen zijn zelf dit restafval op te ruimen. [appellante] en anderen wijzen op een bewoner die vanwege een ernstige wespenallergie een hoofdingang niet zou kunnen gebruiken omdat minicontainers een aantrekkende werking hebben op wespen en op een andere bewoner die in ploegendienst werkt en overdag niet zou kunnen slapen als gevolg van geluid van de minicontainers en de inzamelwagen. [appellante] en anderen wijzen op de mogelijkheid dat bewoners van andere percelen deze inzamelplaats gaan gebruiken. [appellante] en anderen wijzen voorts op mogelijke waardevermindering van hun woningen als gevolg van de aanwijzing van deze clusterplaats.
2.2.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat geen gevaar voor het verkeer optreedt en dat het trottoir ter plaatse voldoende breed is voor passanten. Het college stelt dat de overlast tot een minimum beperkt zal blijven. Het college is voorts van mening dat uit het bestreden besluit voor [appellante] en anderen geen andere nadelige gevolgen voortvloeien.
2.2.2. De Afdeling merkt op dat minicontainers als de onderhavige - die 106 centimeter hoog zijn - zich uit een oogpunt van verkeersveiligheid niet wezenlijk onderscheiden van andere objecten op en langs de openbare weg, zoals geparkeerde auto's en struiken. Mede gelet hierop heeft het college zich in zoverre in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet van de aanwijzing behoefde te worden afgezien wegens gevaar voor de verkeersveiligheid, waaronder begrepen onveilige situaties voor kinderen. Voorts is niet in geschil dat het in het belang van de bewoners zelf is de geleegde minicontainers zo spoedig mogelijk binnen te brengen. Mede in verband daarmee heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het gevaar voor verkeersdeelnemers als gevolg van het omvallen of omwaaien van de minicontainers tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijft.
Vaststaat dat na plaatsing van de minicontainers een passeerbreedte van ongeveer 131 centimeter op het trottoir overblijft. Deze afstand behoeft geen belemmering te zijn voor het passeren met een rolstoel of kinderwagen. Omdat het inzamelvoertuig bij de inzameling op de rijbaan en niet op het trottoir staat, bestaat voor passanten niet de noodzaak om zich op de rijweg te begeven. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de breedte van het trottoir geen beletsel vormt voor het aanwijzen van deze locatie.
Wat de overlast betreft als gevolg van het ontstaan van zwerfafval bij het legen van de minicontainers door het inzamelvoertuig gaat het om een handhavingskwestie die in deze procedure niet ter beoordeling staat.
Wat het betoog betreft ten aanzien van de bewoner die een wespenallergie heeft en de bewoner die soms nachtdiensten heeft, overweegt de Afdeling dat, wat daarvan zijn moge, het college hiermee bij het nemen van de besluiten geen rekening behoefde te houden. Het college heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat door het gesloten houden, het tijdig verwijderen en het geregeld reinigen van de minicontainers de aanwezigheid van wespen kan worden beperkt. Tevens heeft het college in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat zich uit een oogpunt van geluid- en trillinghinder geen onaanvaardbaar verlies van woongenot voordoet.
Wat de vrees van [appellante] en anderen betreft dat op de clusterplaats minicontainers van derden die daar niet horen zullen achterblijven omdat zij niet tijdig worden opgehaald, heeft het college aangegeven dat de minicontainers worden voorzien van een adressticker en een computerchip, waardoor het mogelijk is de eigenaren van deze minicontainers op hun gedrag aan te spreken. Het optreden tegen niet toegestaan gebruik van de clusterplaats is evenwel een kwestie van handhaving. Dit staat in deze procedure niet ter beoordeling.
Nu [appellante] en anderen de waardedaling van hun woningen als gevolg van de plaatsing van minicontainers niet aannemelijk hebben gemaakt, faalt deze beroepsgrond reeds hierom.
2.3. Gezien het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat het college bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot aanwijzing van de clusterplaats met het nummer WV0050P, gelegen aan de Zambezilaan voor de plaatsing van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk restafval, groente-, fruit- en tuinafval en papier heeft kunnen komen.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Sorgdrager w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2011
195-209.