201007342/1/H1.
Datum uitspraak: 9 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 17 juni 2010 in zaak nr. 09/3233 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Rheden.
Bij besluit van 22 december 2008 heeft het college geweigerd aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ortan Vastgoed B.V. (hierna: vergunninghoudster) bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een appartementenvilla op het perceel Tuinstraat 1 te Velp.
Bij besluit van 24 juni 2009 heeft het college het door vergunninghoudster daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 22 december 2008 herroepen en de gevraagde bouwvergunning alsnog verleend.
Bij uitspraak van 17 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juli 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 augustus 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft vergunninghoudster een nadere uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 februari 2011, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.D. Haja, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2.1. De appartementenvilla zal bestaan uit tien appartementen, en zal zijn gelegen op de hoek van de Tuinstraat en de President Kennedylaan te Velp.
2.2. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet, zoals die luidde ten tijde van belang, moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend.
Ingevolge artikel 12, derde lid, blijven die criteria buiten toepassing voor zover de toepassing ervan leidt tot strijd met het bestemmingsplan.
2.3. Uit artikel 12, derde lid, van de Woningwet vloeit voort dat de welstandstoets zich in beginsel dient te richten naar de bouwmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt. Het bestemmingsplan is het wettelijk instrument waarmee, langs de in de Wet op de Ruimtelijke Ordening aangegeven en met bijzondere waarborgen omklede weg, niet alleen aan gronden een bestemming wordt gegeven maar ook de daarbij behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden worden bepaald. Uit het algemeen karakter van het welstandsvereiste vloeit voort dat bij de welstandstoets de voor de grond geldende bebouwingsmogelijkheden als uitgangspunt dienen te worden gehanteerd.
2.4. Ingevolge het bestemmingsplan "Velp-Zuid" rust op het perceel de bestemming "Wonen".
Ingevolge artikel 2.1, onderdeel C, onder 3, aanhef en onder a, van de planvoorschriften zijn binnen het bouwvlak toegestaan gebouwen met een hoogte van maximaal 10 m.
Met de realisering van het bouwplan wordt een groot deel van het bouwvlak benut.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college op basis van het welstandsadvies van het Gelders Genootschap van 23 december 2008 tot de conclusie kon komen dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Hij voert aan dat de vereniging Het Oversticht in haar welstandsadvies van 15 december 2008, dat zij op verzoek van het college als second opinion heeft uitgebracht, wel degelijk rekening heeft gehouden met de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, en dat de rechtbank in haar overwegingen ten onrechte gewicht heeft toegekend aan het feit dat Het Oversticht vergunninghoudster niet in de gelegenheid heeft gesteld het bouwplan bij haar toe te lichten. Verder voert hij aan dat het Gelders Genootschap zijn welstandsadvies onvoldoende heeft gemotiveerd. Ook heeft de rechtbank volgens [appellant] ten onrechte slechts bepaalde passages uit de brief van de Werkgroep en stichting behoud karakter Velp van 16 juli 2008 aan haar overwegingen ten grondslag gelegd, en heeft zij de brief van Het Oversticht van 6 oktober 2009 ten onrechte geheel buiten beschouwing gelaten.
2.5.1. Volgens de Welstandsnota is op het perceel bebouwingstype H2, "Historische dorpse bebouwingslinten", van toepassing, met welstandsniveau 2. Welstandsniveau 2 houdt in dat vanuit het perspectief van de gehele gemeente geen zware toetsing nodig is, maar dat wel aanleiding bestaat alert te blijven op de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Als algemeen beleidsuitgangspunt voor bebouwingstype H2 vermeldt de Welstandsnota onder meer dat het welstandstoezicht is gericht op behoud en versterking van het karakter van de linten, hetgeen vooral tot uitdrukking komt in de zelfstandige plaatsing van de bebouwing, met open tussenruimten, en in het individuele en kleinschalige karakter van de panden. Nieuwe bebouwing zal onder meer wat betreft maat en schaal in harmonie met de bestaande bebouwing moeten worden ontworpen.
2.5.2. Het college heeft zich aangesloten bij het positieve welstandsadvies van het Gelders Genootschap. Uit het advies van Het Oversticht volgt weliswaar dat er ook welstandsbezwaren kunnen worden aangevoerd tegen het bouwplan, maar niet dat het advies van het Gelders Genootschap ondeugdelijk zou zijn. De rechtbank heeft haar conclusie dat het college het advies van het Gelders Genootschap mocht volgen, mede gebaseerd op de omstandigheid dat Het Oversticht vergunninghoudster niet in de gelegenheid heeft gesteld het bouwplan voor Het Oversticht toe te lichten. De Afdeling overweegt in dit verband dat Het Oversticht is aangesloten bij de Federatie Welstand, en dat artikel 7 van het "Protocol Second Opinion in opdracht van een gemeentebestuur", welk protocol is opgenomen als bijlage bij de uitgave van de Federatie Welstand "Bezwaar en beroep bij welstandsadvisering", voorschrijft dat de welstandscommissie die een aanvraag voor een second opinion ontvangt, de ontwerper in de gelegenheid stelt het plan toe te lichten. De rechtbank heeft er dus terecht ook rekening mee gehouden dat Het Oversticht artikel 7 van voormeld protocol niet heeft nageleefd.
De Afdeling concludeert dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat er geen grond was voor het oordeel dat het college het bouwplan, overeenkomstig het advies van het Gelders Genootschap, niet in overeenstemming met redelijke eisen van welstand heeft kunnen achten. Wat [appellant] verder nog heeft aangevoerd behoeft daarom geen bespreking meer. Het hoger beroep zal moeten worden verworpen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2011