ECLI:NL:RVS:2011:BP7134

Raad van State

Datum uitspraak
4 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012626/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • T.L.J. Drouen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor manege en vakantieboerderij in Elst

Op 2 november 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe een revisievergunning verleend aan [vergunninghouder] voor de bouw van een manege en vakantieboerderij aan de [locatie] te Elst. Dit besluit werd op 10 november 2010 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft [verzoeker] op 23 december 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 21 februari 2011 ter zitting behandeld, waar [verzoeker] en een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren.

In de overwegingen van de voorzitter werd gesteld dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. [verzoeker] voerde aan dat hij ernstige geluidoverlast ondervindt van spelende kinderen in en bij het zwembad van de vakantieboerderij. Hij betwistte de representativiteit van het geluidonderzoek dat had vastgesteld dat de geluidgrenswaarden niet werden overschreden. De voorzitter concludeerde dat er nader onderzoek nodig is om de representativiteit van het geluidonderzoek te beoordelen, maar dat de huidige procedure zich daar niet voor leent.

Daarnaast werd opgemerkt dat het zwembad al sinds 19 mei 1992 een vergunning heeft en alleen in de vakantieperiode geopend is. Na afweging van de betrokken belangen oordeelde de voorzitter dat er geen voldoende spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 maart 2011.

Uitspraak

201012626/2/M2.
Datum uitspraak: 4 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2010 heeft het college aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een manege en vakantieboerderij aan de [locatie] te Elst. Dit besluit is op 10 november 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2010, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 februari 2011, waar [verzoeker], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. E. Karman, werkzaam bij de gemeente Overbetuwe, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] stelt ernstige geluidoverlast te ondervinden van spelende kinderen in en bij het van de vakantieboerderij deel uitmakende zwembad. Hij voert aan dat vanwege het geluid van gillende kinderen in en bij het zwembad niet voldaan kan worden aan de bij het bestreden besluit gestelde geluidgrenswaarden. Volgens hem is het geluidonderzoek aan de hand waarvan is vastgesteld dat vanwege stemgeluid in en bij het zwembad geen overschrijding van de gestelde geluidgrenswaarden plaatsvindt, niet representatief, onder meer omdat ten tijde van dit geluidonderzoek de kinderen minder rumoerig waren dan doorgaans het geval is.
2.2.1. De beantwoording van de vraag of het desbetreffende geluidonderzoek representatief is behoeft nader onderzoek waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent.
2.2.2. Voor het zwembad is reeds geruime tijd geleden, namelijk bij besluit van 19 mei 1992, een vergunning verleend. Ter zitting is gebleken dat het zwembad alleen in de vakantieperiode, die steeds omstreeks 1 juli aanvangt, is geopend. De voorzitter ziet onder deze omstandigheden en na afweging van de betrokken belangen niet voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2011
375-578.