ECLI:NL:RVS:2011:BP7758

Raad van State

Datum uitspraak
9 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012080/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • M.W. Wijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Buitengebied Leerdam

Op 30 september 2010 heeft de raad van de gemeente Leerdam het bestemmingsplan "Buitengebied Leerdam" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een verzoeker, wonend te [woonplaats], op 16 december 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens heeft de verzoeker de voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek op 15 februari 2011 ter zitting behandeld, waar de raad vertegenwoordigd was door H.K.I. Schefferlie en A. Siesling, werkzaam bij de gemeente.

De voorzitter oordeelt dat het verzoek van de verzoeker gericht is op het niet in werking treden van een plandeel dat betrekking heeft op het perceel Hooglandse Tiendweg 5, dat de bestemming "Agrarisch - Bouwvlak" heeft gekregen. De verzoeker betoogt dat er geen toereikende motivering is voor de bouwmogelijkheid van een bedrijfswoning op dat perceel en vreest voor onomkeerbare gevolgen. De voorzitter wijst erop dat op 17 augustus 2010 een eerder verleende bouwvergunning voor het perceel is ingetrokken en dat er geen nieuwe aanvraag voor een bouwvergunning is gedaan.

De voorzitter concludeert dat er geen spoedeisend belang is bij het verzoek, omdat er geen concreet bouwplan bestaat voor het perceel. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzitter stelt verder dat, indien er in de toekomst een aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen wordt ingediend, de verzoeker hiervan onverwijld op de hoogte moet worden gesteld, zodat hij opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening kan indienen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 9 maart 2011 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201012080/2/R1.
Datum uitspraak: 9 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Leerdam,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Leerdam" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2010, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 februari 2011, waar de raad, vertegenwoordigd door H.K.I. Schefferlie en A. Siesling, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek van [verzoeker] is gericht op het niet in werking treden van het plandeel dat betrekking heeft op het perceel Hooglandse Tiendweg 5, waaraan de bestemming "Agrarisch - Bouwvlak" is toegekend. Hij betoogt dat aan het opnemen van een bouwmogelijkheid voor een bedrijfswoning op dat perceel geen toereikende motivering ten grondslag is gelegd. [verzoeker] verzoekt om schorsing van dit plandeel omdat hij vreest voor onomkeerbare gevolgen.
2.3. Op 17 augustus 2010 is op verzoek van [belanghebbende] de door het college van burgemeester en wethouders van Leerdam aan hem verleende bouwvergunning voor het realiseren van een bedrijfswoning op het perceel ingetrokken. Voorts is op 19 oktober 2010 het daartoe genomen projectbesluit ingetrokken. Door de raad is ter zitting aangegeven dat voor het perceel geen nieuwe aanvraag is gedaan om verlening van een bouwvergunning, dan wel een omgevingsvergunning voor bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voor zover sprake is van verkoop van het perceel door [belanghebbende], is niet gebleken dat bij de toekomstige eigenaar reeds een concreet bouwplan voor het perceel bestaat. Onder deze omstandigheden is de voorzitter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Daarbij gaat de voorzitter ervan uit dat, indien hangende de bodemprocedure niettemin een aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen wordt ingediend, hiervan onverwijld mededeling wordt gedaan aan [verzoeker] opdat hij desgewenst opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening kan indienen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2011
444.