201007687/1/H3.
Datum uitspraak: 23 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Heemstede,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 28 juni 2010 in zaak
nr. 09-4511 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Heemstede.
Bij besluit van 10 februari 2009 heeft het college Elan Wonen vrijstelling verleend van de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Van Merlen" en een bouwvergunning verleend voor het renoveren van 42 woningen aan de Gelderlandlaan 1 tot en met 15 oneven, Utrechtlaan 7 tot en met 29 en Zeelandlaan 7 tot en met 27 oneven te Heemstede.
Bij besluit van 4 augustus 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 augustus 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 20 september 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 februari 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.J. Schenkman, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.E. Hopman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Uit de stukken blijkt dat de voor het bouwplan verleende vrijstelling en bouwvergunning zijn voorbereid met toepassing van de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) opgenomen uniforme openbare voorbereidingsprocedure. De Afdeling ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep terecht ongegrond heeft verklaard.
2.2. Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Awb legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
Ingevolge artikel 3:15, eerste lid, kunnen belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen.
Ingevolge artikel 6:13 kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
Ingevolge artikel 6:15, eerste lid, wordt het bezwaar- of beroepschrift, indien het wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde administratieve rechter, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d, dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4.
2.3. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb stond geen bezwaar open tegen het besluit van het college van 10 februari 2009. De rechtbank en het college hebben dat niet onderkend.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit op bezwaar van 4 augustus 2009 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Het college heeft ten onrechte het bezwaarschrift van [appellant] niet aangemerkt als een beroep gericht tegen het besluit van 10 februari 2009 en niet doorgezonden aan de rechtbank. De Afdeling zal dit bezwaarschrift van [appellant] alsnog aanmerken als een beroepschrift gericht tegen het besluit van 10 februari 2009, dat wordt geacht te zijn doorgezonden aan de rechtbank.
2.5. Met betrekking tot het beroep van [appellant] gericht tegen het besluit van 10 februari 2009 overweegt de Afdeling als volgt. [appellant] heeft ten aanzien van het ontwerpbesluit tot verlening van de vrijstelling en bouwvergunning, dat blijkens de publicatie in Heemstede Nieuws van 1 oktober 2008 vanaf 2 oktober 2008 zes weken ter inzage heeft gelegen, geen zienswijze als bedoeld in artikel 3:15, eerste lid, van de Awb naar voren gebracht. Niet is gebleken dat hem dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. Dat betekent dat het beroep van [appellant] gericht tegen het besluit van 10 februari 2009, gelet op artikel 6:13 van de Awb, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2.6. Het college dient op hierna te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 28 juni 2010 in zaak nr. 09-4511;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gericht tegen het besluit van het college van 4 augustus 2009 gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van 4 augustus 2009, kenmerk 419859;
V. verklaart het doorgezonden beroep gericht tegen het besluit van het college van 10 februari 2009 niet-ontvankelijk;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Heemstede tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1518,00 (zegge: vijftienhonderdachttien euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Heemstede aan V.C. [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 374,00 (zegge: driehonderdvierenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van der Smissen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2011