ECLI:NL:RVS:2011:BP9529

Raad van State

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007512/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • M.R. Poot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing kinderopvangtoeslag door Belastingdienst en hoger beroep

In deze zaak gaat het om de afwijzing van de aanvraag om kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst. De aanvraag werd op 2 december 2008 ingediend, maar de Belastingdienst heeft deze afgewezen met het argument dat de aanvraag te laat was. De appellante, die in hoger beroep ging, stelde dat zij eerder een klachtformulier had ingediend waarin zij aangaf geen voorlopige kinderopvangtoeslag te willen ontvangen, wat volgens haar gelijkgesteld kon worden aan een aanvraag om kinderopvangtoeslag. De rechtbank Amsterdam had eerder de aanvraag ongegrond verklaard, en de appellante was het daar niet mee eens.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 9 maart 2011, waarbij de appellante zelf aanwezig was en de Belastingdienst vertegenwoordigd werd door mr. B.M.A. van Eck. De Raad overwoog dat een klachtformulier niet gelijkgesteld kan worden aan een aanvraag om toeslag. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de Belastingdienst terecht had gesteld dat de aanvraag te laat was ingediend. Het hoger beroep van de appellante werd ongegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 maart 2011.

Uitspraak

201007512/1/H2.
Datum uitspraak: 30 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 juni 2010 in zaak nr. 09/4461 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2008 heeft de Belastingdienst de aanvraag van [appellante] om kinderopvangtoeslag over 2006 afgewezen.
Bij besluit van 20 augustus 2009 heeft de Belastingdienst het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 juni 2010, verzonden op 21 juni 2010, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 augustus 2010, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2011, waar [appellante], in persoon en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. B.M.A. van Eck, werkzaam bij de Belastingdienst, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) kan een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar tot 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij de Belastingdienst. Indien de belanghebbende voor deze datum is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na die datum verloopt, wordt de termijn verlengd tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het indienen van die aangifte gestelde termijn.
2.2. Bij het besluit van 17 december 2008, gehandhaafd bij het besluit van 20 augustus 2009 heeft de Belastingdienst de aanvraag kinderopvangtoeslag voor 2006 afgewezen. De Belastingdienst stelt zich in het besluit van 20 augustus 2009 op het standpunt dat [appellante] de aanvraag op 2 december 2008 heeft ingediend, derhalve te laat.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet in geschil is dat de aanvraag om kinderopvangtoeslag van [appellante] op 2 december 2008 door de Belastingdienst is ontvangen. Zij stelt dat zij op 4 januari 2007 een klachtformulier heeft ingediend waarop zij heeft vermeld dat zij voor het jaar 2006 geen voorlopige kinderopvangtoeslag wil ontvangen. Dit kan worden gelijkgesteld aan een aanvraag om kinderopvangtoeslag ten bedrage van € 0,00. De gegevens die zij op 27 november 2008 heeft ingediend, zijn de gegevens voor de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag, aldus [appellante].
2.3.1. Dit betoog faalt. Een klacht is iets anders dan een aanvraag om een toeslag. Hetgeen [appellante] daarover en in het bijzonder over haar bedoeling en de achtergrond hiervan ter zitting heeft opgemerkt, maakt dat niet anders. Ten overvloede merkt de Afdeling op dat de mededeling van [appellante] dat zij geen toeslag wenst evenmin als een aanvraag kan worden aangemerkt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2011
362-630.