ECLI:NL:RVS:2011:BP9545

Raad van State

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007567/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • M.R. Poot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring Waterbeheerplan 2010-2015 door colleges van gedeputeerde staten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem, die op 17 juni 2010 het beroep van [appellante] tegen de goedkeuring van het Waterbeheerplan 2010-2015 door de colleges van gedeputeerde staten ongegrond verklaarde. De colleges hadden het waterbeheerplan goedgekeurd bij besluiten waarvan het laatste op 17 februari 2010 was genomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bezwaren van [appellante] tegen het waterbeheerplan niet gegrond waren, en dat de goedkeuring niet in strijd was met het recht of het algemeen belang.

[appellante] stelde in hoger beroep dat de voorzieningenrechter ten onrechte had aangenomen dat het waterbeheerplan op 30 oktober 2009 was vastgesteld, en dat haar zienswijzen niet adequaat waren behandeld. De Raad van State oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had vastgesteld dat het waterbeheerplan was goedgekeurd en dat de zienswijzen van [appellante] in de Nota van antwoord waren behandeld. De Raad van State concludeerde dat er geen rechtsregel was die het waterschap verplichtte om [appellante] in de gelegenheid te stellen haar zienswijze mondeling toe te lichten.

Daarnaast betoogde [appellante] dat zij niet voldoende in de gelegenheid was gesteld om te reageren op het verweerschrift van de colleges. De Raad van State oordeelde dat [appellante] voldoende tijd had gekregen om het verweerschrift te lezen en dat haar belangen niet waren geschaad. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en oordeelde dat de goedkeuring van het waterbeheerplan niet in strijd was met het recht of het algemeen belang. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

201007567/1/H2.
Datum uitspraak: 30 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 17 juni 2010 in zaken nrs. 10/1420 en 10/1421 in het geding tussen:
[appellante]
en
de colleges van gedeputeerde staten van Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Zuid-Holland (hierna: de colleges).
1. Procesverloop
Bij besluiten waarvan het laatste is genomen op 17 februari 2010 hebben de colleges het op 30 oktober 2009 door het algemeen bestuur van het waterschap Rivierenland vastgestelde Waterbeheerplan 2010-2015 (hierna: het waterbeheersplan) goedgekeurd.
Bij uitspraak van 17 juni 2010, verzonden op 23 juni 2010, heeft de voorzieningenrechter het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief van 2 augustus 2010, bij de Raad van State ingekomen op 3 augustus 2010, hoger beroep ingesteld.
De colleges hebben een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2011, waar [appellante], in persoon, en de colleges, vertegenwoordigd door M.J. ten Brinke, werkzaam bij de provincie Gelderland, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 149 van de Waterschapswet, zoals dit gold ten tijde hier van belang, kan de goedkeuring aan besluiten van een waterschapsbestuur slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Ingevolge artikel 151, eerste lid, zoals dit luidde ten tijde hier van belang, kan in afwijking van artikel 8:2, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht beroep worden ingesteld tegen een besluit van gedeputeerde staten inzake goedkeuring.
2.2. [appellante] betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte ervan uit is gegaan dat het waterbeheersplan op 30 oktober 2009 is vastgesteld, omdat haar bezwaren gericht tegen het waterbeheersplan onbehandeld zijn gelaten.
2.2.1. Uit het besluit met registratienummer 200930763 blijkt dat het algemeen bestuur in zijn vergadering van 30 oktober 2009 het waterbeheersplan en de daarbij behorende 'Nota van antwoord' heeft vastgesteld. De voorzieningenrechter is daar terecht van uitgegaan. Uit de stukken blijkt dat op het ontwerp-waterbeheersplan 65 zienswijzen zijn ontvangen, waaronder die van [appellante]. Bij de Nota van antwoord is ook op haar zienswijze ingegaan. Dat [appellante] haar zienswijze niet mondeling heeft kunnen toelichten, maakt niet dat de totstandkoming van het besluit gebrekkig is, nu geen rechtsregel het waterschap verplichtte [appellante] daartoe in de gelegenheid te stellen.
2.3. Voorts betoogt [appellante] dat het verweerschrift van de colleges in beroep bij de voorzieningenrechter niet aan haar is doorgezonden en haar eerst aan het einde van het onderzoek ter zitting bekend is gemaakt. Zij is in strijd met de goede procesorde niet voldoende in de gelegenheid gesteld om op dit verweerschrift te reageren, nu zij ter zitting slechts gedurende vijf minuten in de gelegenheid is gesteld om het verweerschrift tot zich te nemen alvorens daarop te moeten reageren.
2.3.1. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat [appellante] ter zitting te kennen heeft gegeven dat zij het verweerschrift van de colleges niet had ontvangen. Volgens het proces-verbaal heeft de voorzieningenrechter [appellante] vervolgens gedurende omstreeks tien minuten in de gelegenheid gesteld om alsnog het verweerschrift te lezen om hier alsnog een reactie op te geven. Nu het standpunt dat de colleges in dat verweerschrift naar voren hebben gebracht reeds aan [appellante] bekend was en de omvang van het verweerschrift gering, bestaat geen grond voor het oordeel dat [appellante] in zoverre in haar belangen is geschaad.
2.4. [appellante] betoogt tevergeefs dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de in het waterbeheersplan opgenomen mogelijkheid natuurvriendelijke oevers te realiseren geen compensatie biedt voor de problemen die zij ondervindt door illegale demping. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat de goedkeuring van beleidsvoornemens om natuurvriendelijke oevers aan te leggen niet in strijd is met het recht of het algemeen belang, terwijl dat de enige gronden zijn waarop de colleges goedkeuring hadden kunnen onthouden. De problemen die [appellante], naar zij stelt, ondervindt van illegale dempingen door haar buurman, staan geheel los van het waterbeheersplan en de daarin opgenomen beleidsvoornemens ter zake van de natuurvriendelijke oevers.
2.5. [appellante] betoogt dat het waterschap de Keur niet op de juiste wijze uitvoert. Haars inziens is de wijze waarop het waterschap de schouw uitvoert niet juist. Verder betoogt [appellante] dat het waterschap klachten van burgers ten onrechte niet in behandeling neemt.
2.5.1. In deze procedure ligt slechts ter beoordeling voor of de colleges goedkeuring hadden moeten onthouden aan het waterbeheersplan wegens strijd met het recht of het algemeen belang. De wijze waarop het waterschap de Keur uitvoert en klachten van burgers afhandelt, wat daarvan ook zij, staat los van de vraag of het waterbeheersplan in strijd is met het recht of het algemeen belang en kan in deze procedure dan ook niet aan de orde komen.
2.6. Hetgeen [appellante] voor het overige in hoger beroep aanvoert, is een herhaling van hetgeen zij in beroep heeft aangevoerd. Deze gronden zijn door de voorzieningenrechter gemotiveerd weerlegd. De Afdeling onderschrijft de oordelen van de voorzieningenrechter daarover en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2011
362-630.