ECLI:NL:RVS:2011:BP9551

Raad van State

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007609/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van toevoeging en niet-ontvankelijkverklaring bezwaar

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 30 juni 2010 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het geschil ontstond na de intrekking van de aan [appellant] verleende toevoeging door het bestuur op 30 juli 2008. Het bestuur verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen deze intrekking op 29 juni 2009 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State, ingediend op 5 augustus 2010.

Tijdens de zitting op 16 maart 2011 betoogde [appellant] dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar was, omdat dit te wijten was aan de handelwijze van zijn gemachtigde. De rechtbank had volgens hem ten onrechte geoordeeld dat de overschrijding niet verschoonbaar was. De Raad van State oordeelde echter dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was, aangezien de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij [appellant] lag. De omstandigheid dat [appellant] dacht dat zijn gemachtigde tijdig bezwaar zou maken, was niet voldoende om de overschrijding te rechtvaardigen.

De Raad van State bevestigde verder dat de overschrijding van de beslistermijn door het bestuur geen reden was om het besluit te vernietigen, omdat deze termijn een termijn van orde betreft. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201007609/1/H2.
Datum uitspraak: 30 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Sneek,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 30 juni 2010 in zaak nr. 09/1838 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand Leeuwarden (thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, hierna: het bestuur).
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 juli 2008 heeft het bestuur de aan [appellant] verleende toevoeging met nr. 5BJ5316 ingetrokken.
Bij besluit van 29 juni 2009 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 30 juni 2010, verzonden op 2 juli 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 augustus 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven van 11 augustus en 25 augustus 2010.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. P.E. Van der Werf, advocaat te Bergum, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Aan het besluit van 29 juni 2009 heeft het bestuur ten grondslag gelegd dat [appellant] zijn bezwaarschrift tegen het besluit van 30 juli 2008 te laat heeft ingediend. De overschrijding van de termijn wordt door [appellant] in hoger beroep niet betwist. Het geschil spitst zich toe op de vraag of die overschrijding verschoonbaar is, als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bestuur de overschrijding van de termijn ten onrechte niet verschoonbaar heeft geacht. Hij voert daartoe aan dat die overschrijding te wijten is aan de handelwijze van zijn gemachtigde. [appellant] heeft voorts een brief van de Nationale Ombudsman van 20 oktober 2008 overgelegd waaruit zijns inziens volgt dat het bestuur aan de medewerker van de Nationale Ombudsman die zich desgevraagd over zijn zaak heeft gebogen, heeft toegezegd dat zijn bezwaar inhoudelijk behandeld zou worden.
2.3.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift niet verschoonbaar is. De omstandigheid dat [appellant] in de veronderstelling verkeerde dat zijn gemachtigde tijdig bezwaar zou maken, komt, evenals de omstandigheid dat de gemachtigde door vakantie en drukte niet aan het indienen van het bezwaarschrift is toegekomen, voor zijn risico. Anders dan [appellant] aanvoert, blijkt uit de brief van de Nationale Ombudsman van 20 oktober 2008 niet dat het bestuur zijn bezwaar inhoudelijk zou behandelen, maar dat het de brief van [appellant] van 25 september 2008 als bezwaarschrift zou aanmerken.
Het betoog faalt.
2.4. Voor zover [appellant] betoogt dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat het bestuur geen redelijke termijn in acht heeft genomen bij het nemen van het besluit op bezwaar van 29 juni 2009, faalt dit betoog evenzeer. Dat het bestuur de in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, neergelegde beslistermijn heeft overschreden betekent niet dat dat besluit zou moeten worden vernietigd, aangezien deze beslistermijn een termijn van orde betreft. [appellant] had tegen het uitblijven van het besluit op bezwaar beroep kunnen instellen bij de rechtbank.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2011
47-616.