ECLI:NL:RVS:2011:BQ0267

Raad van State

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100604/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • J.V. Vreugdenhil
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Duiven-Noord

Op 1 november 2010 heeft de raad van de gemeente Duiven het bestemmingsplan "Duiven-Noord" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de verzoeker, die woont in de betrokken woonplaats, op 14 januari 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens heeft de verzoeker de voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is behandeld op 18 maart 2011, waarbij de verzoeker en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.A.B. Giezen en ing. D. Boschman, aanwezig waren.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het verzoek van de verzoeker richtte zich tegen de mogelijkheid van een aanbouw bovenop de bestaande garage van de woning aan de [locatie]. Tijdens de procedure heeft de raad een schriftelijke verklaring overgelegd van de eigenaar van de woning, waarin werd aangegeven dat de aanvraag voor de bouwvergunning voor de aanbouw werd ingetrokken, omdat deze niet langer noodzakelijk was. Hierdoor concludeerde de voorzitter dat er geen nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning zou worden ingediend.

Gezien het ontbreken van spoedeisend belang heeft de voorzitter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 1 april 2011.

Uitspraak

201100604/2/R2.
Datum uitspraak: 1 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoekster B] (hierna in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Duiven,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 november 2010, kenmerk 2010/X-8, heeft de raad het bestemmingsplan "Duiven-Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 januari 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 januari 2011, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 maart 2011, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.A.B. Giezen en ing. D. Boschman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek van [verzoeker] is gericht tegen het plan, voor zover dit voorziet in de mogelijkheid dat een aanbouw wordt gerealiseerd bovenop de bestaande garage behorende bij de woning aan de [locatie].
2.3. Bij brief van 15 maart 2011 heeft de raad een schriftelijke verklaring toegezonden van de eigenaar van de woning aan de [locatie], waaruit blijkt dat de ingediende aanvraag voor een bouwvergunning van 5 januari 2009 voor de bewuste aanbouw bovenop de garage wordt ingetrokken, omdat de beoogde aanbouw niet langer noodzakelijk is. Daarbij wordt door de eigenaar tevens verklaard dat wordt afgezien van dat bouwplan. Hieruit leidt de voorzitter af dat voor de bewuste aanbouw geen nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen zal worden ingediend. Gelet hierop ontbreekt het voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste spoedeisende belang.
2.4. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Vreugdenhil
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2011
571.