ECLI:NL:RVS:2011:BQ0288

Raad van State

Datum uitspraak
6 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008448/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • P.A. Offers
  • C.J.M. Schuyt
  • T. van Goeverden-Clarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering projectbesluit voor gebruik pand als woning met beroep/bedrijf aan huis

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant A] en [appellante B] tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 15 juli 2010. Het college van burgemeester en wethouders van Texel had op 12 februari 2009 geweigerd een projectbesluit te nemen voor het gebruik van het pand aan De Ruyterstraat 127 te Oudeschild als woning met beroep/bedrijf aan huis. De rechtbank verklaarde het beroep van [appellant] ongegrond, waarop [appellant] hoger beroep instelde. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 14 maart 2011 behandeld. De Afdeling overweegt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verzoek van [appellant] om het pand te gebruiken voor woondoeleinden niet kon worden ingewilligd. Het college had gesteld dat er een minimumniveau aan maatschappelijke bestemmingen in Oudeschild moet blijven en dat het perceel niet geschikt is voor een woonbestemming. De Afdeling oordeelt echter dat het college niet voldoende heeft aangetoond dat er daadwerkelijk behoefte is aan een maatschappelijke functie op het perceel en dat de aanwezigheid van een kerk en een kunstgalerie in de omgeving niet volstaat om te spreken van een cluster van maatschappelijke bestemmingen. De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het besluit van het college in zoverre alsnog gegrond. Het college wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [appellant A] en [appellante B].

Uitspraak

201008448/1/H1.
Datum uitspraak: 6 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B], beiden wonend te [woonplaats] (hierna in enkelvoud: [appellant]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 15 juli 2010 in zaken nrs. 09/3097, 09/1697 en 09/3098 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 februari 2009 heeft het college, voor zover thans van belang, geweigerd een projectbesluit te nemen voor het gebruik van het pand De Ruyterstraat 127 te Oudeschild, gemeente Texel (hierna: het pand), als woning met beroep/bedrijf aan huis.
Bij besluit van 27 april 2009, dat op 25 mei 2009 is verzonden en zoals gewijzigd bij besluit van 22 januari 2010, heeft het college, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 juli 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 27 september 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, gelijktijdig met zaak nr.
201006909/1/R1, ter zitting behandeld op 14 maart 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. drs. M.L.M. Frantzen, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.H. Witte, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het hoger beroep is beperkt tot de uitspraak van de rechtbank in zaak nr. 09/3098.
2.2. Het pand is een voormalig verenigingsgebouw, genoemd 't Bondje. Op de gronden waarop het pand zich bevindt, rust ingevolge het in 1976 vastgestelde bestemmingsplan "Oudeschild" de bestemming "Openbare en bijzondere doeleinden, met bijbehorende erven, kategorie BD". [appellant] heeft verzocht het pand te mogen gebruiken voor woondoeleinden met mogelijkheden voor beroep en bedrijf aan huis. Bij besluit van 27 oktober 2009 heeft de raad van de gemeente Texel de bevoegdheid om afwijzend te beslissen op verzoeken om het nemen van een projectbesluit aan het college gedelegeerd.
2.3. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften mogen de op de kaart voor openbare en bijzondere doeleinden aangewezen gronden uitsluitend worden gebruikt voor religieuze, medische, educatieve en sociale doeleinden met de daarbij behorende hoofdgebouwen in de vorm van kerken, kruisgebouwen, scholen en verenigingsgebouwen en gebouwen voor sociale en culturele doeleinden, dienstwoningen, bijgebouwen en de daarbij benodigde andere bouwwerken en andere werken.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder s, wordt in deze voorschriften onder dienst- of bedrijfswoning verstaan: een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming of feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein, gewenst is.
2.4. Het college heeft in het besluit van 22 januari 2010 aan de weigering het gevraagde projectbesluit te nemen ten grondslag gelegd dat in Oudeschild een minimumniveau aan maatschappelijke bestemmingen gehandhaafd moet blijven, dat het perceel in de directe nabijheid van een cluster van maatschappelijke voorzieningen ligt en dat het vanuit ruimtelijk oogpunt niet wenselijk is om op het perceel een woonbestemming toe te laten. In dit verband stelt het college dat een bestaand lint van woonbestemmingen wordt doorbroken en dat problemen met de persoonlijke levenssfeer zullen ontstaan.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren een projectbesluit te nemen, heeft miskend dat geen behoefte bestaat aan een maatschappelijke functie op het perceel, dat geen sprake is van een cluster van maatschappelijke functies en dat het perceel, gelet op de ligging, daarvoor ook niet geschikt is. Voorts voert hij aan dat een woning op het perceel geen inbreuk maakt op landschappelijke waarden, omdat het aansluit op bebouwd gebied, en evenmin een aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden vormt. Voorts wijst hij op de voormalige pastorie, waaraan een woonbestemming is toegekend.
2.5.1. De Afdeling overweegt dat [appellant] ter zitting gemotiveerd heeft bestreden dat in Oudeschild behoefte bestaat aan een gebouw voor maatschappelijke activiteiten en dat het college zijn betoog dat deze behoefte wel bestaat, ook desgevraagd niet van een deugdelijke motivering heeft voorzien. Voorts is de aanwezigheid van de kerk en een kunstgalerie in de directe omgeving van 't Bondje niet voldoende om te kunnen spreken van een cluster van maatschappelijke bestemmingen. Evenmin heeft het college voldoende gemotiveerd waarom een dienstwoning tot minder problemen zal leiden met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer van omwonenden en het doorbreken van het bestaande bebouwingslint dan de door [appellant] gewenste woonbestemming.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover daarbij het beroep, gericht tegen het besluit van 27 april 2009, zoals gewijzigd bij besluit van 22 januari 2010, en voor zover daarbij de weigering van het gevraagde projectbesluit is gehandhaafd, ongegrond is verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen dat besluit in zoverre alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt in zoverre wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking.
2.7. Gelet hierop behoeft hetgeen [appellant] overigens in hoger beroep heeft aangevoerd geen bespreking.
2.8. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 15 juli 2010 in zaak nr. 09/3098 voor zover daarbij het beroep gericht tegen het besluit van 27 april 2009, zoals gewijzigd bij besluit van 22 januari 2010, en voor zover daarbij de weigering van het gevraagde projectbesluit is gehandhaafd, ongegrond is verklaard;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre gegrond;
IV. vernietigt in zoverre het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Texel van 7 april 2009, kenmerk 09.UP2730, zoals gewijzigd bij besluit van 22 januari 2010, kenmerk 10.UP260;
V. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellante B] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
VI. gelast dat het college aan [appellant A] en [appellante B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 224,00 (zegge: tweehonderdvierentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2011
488.