201002184/1/R3.
Datum uitspraak: 20 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Eindhoven,
appellant,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 2 februari 2010, kenmerk 1555181/1638293, heeft het college besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Eindhoven bij besluit van 11 juni 2009 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Kapelbeemd-Acht 2007".
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2011, waar [appellant], bijgestaan door drs. S.A.N. Geerling, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, is verschenen.
Voorts is ter zitting de raad, vertegenwoordigd door A.A. Renwarin, werkzaam bij de gemeente, verschenen.
2.1. De raad betoogt dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is, nu hij tegen het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
2.1.1. [appellant] heeft geen zienswijze bij de raad naar voren gebracht.
Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, aanhef en onder d, en 56, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 27 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot goedkeuring van het college door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders voor zover de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, dan wel indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
De raad heeft van de terinzagelegging van het ontwerpplan kennis gegeven in het huis-aan-huisblad "Groot Eindhoven". In de brief van de Dorpsraad Acht van 10 juli 2009 wordt gesteld dat in het verleden tijdens dorpsraadvergaderingen herhaaldelijk is gewezen op de onregelmatige bezorging van dit huis-aan-huisblad in de straat waar [appellant] woont. Niet gebleken is dat maatregelen zijn genomen deze bezorging te verbeteren. Gelet hierop acht de Afdeling het aannemelijk dat het gemeentebestuur bekend was met de slechte bezorging van dit huis-aan-huisblad in de Dinkelstraat. Nu het gemeentebestuur hiermee bekend was, hadden de bewoners van die straat, die is gelegen in het plangebied, op een andere geschikte wijze van de terinzagelegging van het ontwerpplan op de hoogte moeten worden gebracht. Onder deze omstandigheden kan [appellant] redelijkerwijs niet worden verweten dat hij geen zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht. Het beroep is dan ook ontvankelijk.
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. Het plan voorziet in de actualisatie van het planologische regime voor bedrijventerrein Kapelbeemd. Het plan is conserverend van aard.
2.4. [appellant] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden II" voor het perceel [locatie]. Hij stelt in te kunnen stemmen met een onthouding van goedkeuring aan het plan wat zijn perceel betreft. Evenwel heeft het college de onthouding van goedkeuring niet juist weergegeven op de plankaart, waardoor voor hem een rechtsonzekere situatie is ontstaan, aldus [appellant].
2.4.1. In zijn ambtsbericht van 2 september 2009 aan het college heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven vermeld dat het op de plankaart aangegeven bouwvlak op onder meer de gronden van [appellant] in relatie tot het in de planvoorschriften vermelde bebouwingspercentage niet juist is weergeven, waardoor de bouwmogelijkheden op deze gronden ten onrechte worden beperkt ten opzichte van het voorheen geldende plan. Het college van burgemeester en wethouders heeft daarom aan het college verzocht om goedkeuring te onthouden aan het plandeel dat betrekking heeft op deze gronden. Bij het bestreden besluit heeft het college evenwel, zoals zowel blijkt uit het dictum van dat besluit als uit de plankaart, slechts goedkeuring onthouden aan de bouwvlakken die aan dit plandeel zijn toegekend. In zijn verweerschrift erkent het college dat de onthouding van goedkeuring op onjuiste wijze is geschied. Gelet hierop is het besluit in zoverre onzorgvuldig voorbereid.
2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit wat betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden II" voor het perceel [locatie], is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
2.6. De Afdeling ziet aanleiding om goedkeuring te onthouden aan het plandeel.
2.7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 2 februari 2010, kenmerk 1555181/1638293, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden II" voor het perceel [locatie];
III. onthoudt goedkeuring aan het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden II" voor het perceel [locatie];
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 914,11 (zegge: negenhonderdveertien euro en elf cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2011